Een moeder en haar jonge kind zwerven al maanden overdag op straat in Amsterdam. Ze slapen bij kennissen, maar hebben overdag geen plek. De gemeente weigert toegang tot noodopvang vanwege gebrek aan regiobinding: de vrouw stond niet vier jaar ingeschreven in de BRP.
De rechtbank bevestigt dat de gemeente deze voorwaarde in beginsel mag stellen, maar oordeelt dat ze de belangen van het kind onvoldoende heeft meegewogen. Artikel 3 en 27 van het IVRK verplichten overheden om actief kinderrechten te waarborgen, óók bij buitenwettelijk begunstigend beleid.
De rechter vernietigt het besluit en verplicht de gemeente om binnen tien weken een nieuw besluit te nemen. In afwachting daarvan moet de gemeente alsnog opvang regelen, tenzij het netwerk van de moeder dit kan bieden.