In dit overzicht treft u een selectie aan van de belangrijkste uitspraken op het gebied van de Participatiewet die in maart 2022 zijn gepubliceerd.
Rb Midden-Nederland 8 maart 2022, ECLI:NL:RBMNE:2021:1192
Het feit dat belanghebbende vanwege de coronapandemie niet tijdig kon terugkeren naar Nederland levert op zichzelf geen zeer dringende reden op om in afwijking van art. 13 lid 1 onder e Pw toch bijstand te verlenen. De uitsluiting van het recht op bijstand is in het geval van belanghebbende ook niet in strijd met het evenredigheidsbeginsel.
CRvB 8 maart 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:546
Verzoekster had geen woning, dus geen woonstede in de gemeente. Daarom is ook niet van belang of in overeenstemming met artikel 1:11, eerste lid, van het BW gebleken is van daden waaruit volgt dat verzoekster haar woonstede wilde prijsgeven. Bepalend is daarom slechts waar verzoekster werkelijk verbleef.
CRvB 1 maart 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:402
Appellant en X hebben hoofdverblijf in dezelfde woning. Appellant heeft niet aannemelijk gemaakt dat het verblijf van X is aan te merken als een verblijf met een vooropgezet tijdelijk karakter.
CRvB 8 maart 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:551
De verklaring van appellante over X en haar jongste kind, waar appellante nadien niet op is teruggekomen, biedt een toereikende grondslag voor het standpunt van het college dat uit de relatie van appellante en X een kind is geboren. Dan is dna-bewijs niet nodig.
CRvB 22 februari 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:409
Appellante en X leiden niet ieder afzonderlijk een eigen leven alsof zij niet zijn gehuwd. Het betoog dat X voor de kinderen komt leidt niet tot een andere conclusie alleen al omdat uit de verklaring van appellante blijkt dat X niet uitsluitend voor de kinderen komt. Voor zover X komt om de kinderen te ontmoeten ontbreekt bovendien de noodzaak om op het uitkeringsadres af te spreken nu de kinderen van appellante en X in de te beoordelen periode 20 en 14 jaar oud waren. Dat X geen persoonlijke spullen op het uitkeringsadres heeft liggen maakt de conclusie ook niet anders gezien de frequentie van zijn aanwezigheid en omdat hij gebruik maakt van de kleding van de zoon.
Rb Amsterdam 9 maart 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1277
In dit geval is voldoende aannemelijk dat de gestorte bedragen voortkomen uit eerder opgenomen eigen geld. Belanghebbende had deze kasstortingen daarom ook niet hoeve te melden.
CRvB 1 maart 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:399
Appellanten hebben geen enkel inzicht gegeven in de, deels contante, geldstromen en daarover geen controleerbare gegevens verstrekt. Ook hebben appellanten hun stellingen over de herkomst van de kasstortingen niet met concrete en controleerbare stukken onderbouwd. Recht op bijstand kan daardoor niet worden vastgesteld.
CRvB 8 maart 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:495
Omdat belanghebbende van de aan haar spaarrekening gekoppelde betaalrekening alle bankafschriften sinds de opening ervan had overgelegd, was er voor het college geen noodzaak meer om de afzonderlijke bankafschriften van de spaarrekening te verlangen.
CRvB 1 maart 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:400
Uit de onderzoeksbevindingen blijkt dat appellant bedrijfsmatige werkzaamheden heeft verricht die op geld waardeerbaar zijn. Dat appellant de werkzaamheden op therapeutische basis heeft verricht – wat daar ook van zij – maakt niet dat appellant deze werkzaamheden niet hoefde te melden.
CRvB 22 februari 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:484
Dat appellant niet is verschenen op gesprek omdat hij vreesde voor zijn aanhouding, komt voor zijn rekening en risico.
Rb Den Haag, 16 maart 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:2094
Volgens de rechtbank voldoet het huisbezoek echter niet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Daarbij is in dit geval van belang dat, de gebruikelijke werkwijze is dat een huisbezoek vooraf wordt gegaan door een gesprek. Verweerder kon niet onderbouwen waarom in het geval van eiseres is afgeweken van die gebruikelijke werkwijze.
CRvB 22 februari 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:407
Geen commerciële huurrelatie. Weliswaar is het geen vereiste dat huurbetalingen via bankoverschrijving plaatsvinden, maar appellant heeft de huurbetalingen ook niet anderszins aangetoond.
CRvB 1 maart 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:501
Het college heeft de algemene bijstand van appellante verhoogd met het bedrag van de (niet aan haar betaalde) ALO-kop. Het college hoefde de bijstand niet verder te verhogen.
Rb Oost-Brabant 25 februari 2022, ECLI:NL:RBOBR:2022:626
Het maandelijks van de zorginstelling ontvangen voedingsbudget is door het college terecht als inkomsten c.q. middelen zoals bedoeld in artikel 31, eerste lid van de Pw aangemerkt’.
CRvB 1 maart 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:403
Periodieke betalingen van derden aan bijstandsontvangers - ongeacht in welke vorm deze worden verstrekt en waarover vrijelijk kan worden beschikt - als inkomen van de bijstandsontvanger aangemerkt.
CRvB 22 maart 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:603
Recht op bijstand kan slechts bestaan vanaf het moment dat appellanten daadwerkelijk zoveel hebben ingeteerd op hun vermogen dat de grens van het vrij te laten vermogen niet langer wordt overschreden. Er is geen ruimte voor een fictieve intering over de periode dat zij geen uitkering hebben ontvangen.
Rb Gelderland 1 februari 2022, ECLI:NL:RBGEL:2022:457
Geen verplichting tot arbeidsinschakeling als sprake is van volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid in de zin van artikel 4 van de Wet WIA. Daarom is het beoordelingskader van artikel 4 van de Wet WIA van toepassing en is een verzekeringsgeneeskundige beoordeling nodig.
Rechtbank Den Haag 2 maart 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:2113
Eisers hebben aangegeven dat eiseres niet meer dan drie dagen per week tussen 18:00 en 21:00 uur beschikbaar te kunnen zijn voor werk. Daarmee hebben zij het verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid belemmerd. Maatregel van 100% voor een maand.
CRvB 1 maart 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:401
Servicekosten worden niet veroorzaakt door bijzondere omstandigheden. Appellant heeft zijn stelling dat hij vanwege zijn longaandoening geen andere keuze had dan te verhuizen naar de serviceflat met hoge servicekosten niet aannemelijk gemaakt.
CRvB 8 maart 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:519
De periode van 21 maanden vanaf de aanvraag om een urgentieverklaring feitelijke verhuizing was, in relatie tot de omvang van de kosten, lang genoeg om te kunnen reserveren voor de kosten van verhuizing en woninginrichting (reserveringsperiode
CRvB 15 maart 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:554
Aanvraag bijzondere bijstand voor tandartskosten onterecht afgewezen. Zvw is voorliggende voorziening. Geen sprake van zeer dringende redenen. Wel voldaan aan voorwaarden buitenwettelijk begunstigend beleid. Appellant heeft aannemelijk gemaakt dat sprake is van een niet uitstelbare behandeling als bedoeld in de beleidsregels van het college.
Rb Rotterdam 28 februari 2022, ECLI:NL:RBROT:2022:1463
In beginsel kan geen Tozo uitkering worden toegekend met verdere terugwerkende kracht dan artikel 3 Tozo toestaat. In dit geval is niet gebleken van bijzondere omstandigheden om van dit uitgangspunt af te wijken.
Rb Den Haag 17 maart 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:2245
Belanghebbende is geen zelfstandige. Werkzaamheden binnen stichting worden niet voor eigen winst en risico uitgevoerd.
Rb Amsterdam 1 februari 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:538
Winst wordt per maand bepaald. Het is niet van belang of in andere maanden of ten opzichte van voorgaand jaar verlies is geleden.
Rb Limburg 2 maart 2022, ECLI:NL:RBLIM:2022:1595
Vanwege het feit dat de ex-partner een bijstandsuitkering had en in een schuldsaneringstraject zat, is de eis tot kinderalimentatie bij voorbaat kansloos. De rechtbank hekelt het feit dat betrokkene door de gemeente in het kader van de Participatiewet verplicht was om desondanks een rechterlijke procedure te starten tegen haar ex-partner.
Rb Gelderland 28 februari 2022, ECLI:NL:RBGEL:2022:1046
De participatieplaatsovereenkomst die tussen het college, eiseres en de inlenende werkgever is gesloten, is eenzijdig door deze werkgever beëindigd. Het college is tekortgeschoten in de inspanningsverplichting die hij, op grond van artikel 7, eerste lid, onder a 1º van de Pw jegens eiseres heeft door te berusten in de tussentijdse beëindiging door de inlenende werkgever.
CRvB 28 februari 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:590
Aanvraag voor een Indicatie banenafspraak terecht afgewezen, omdat appellant in staat wordt geacht het wettelijk minimumloon te kunnen verdienen. Inzichtelijk en op afdoende wijze toegelicht dat appellant, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, in staat kan worden geacht de drempelfunctie van medewerker bloemenveiling te vervullen, waarmee hij het wettelijk minimumloon kan verdienen. Geen sprake van schending van het beginsel van equality of arms.
CRvB 1 maart 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:478
In bezwaar tegen de hoogte en de brutering van de terugvordering zijn zelfstandige gronden aangevoerd. Er is daarom geen sprake van samenhangede zaken in de zin van artikel 3 lid 2 Bpb met de bezwaren tegen intrekking.