Menu

Filter op
content
PONT Zorg&Sociaal

0

Kinderen en ouders recht doen

Wanneer jeugdbescherming een ondertoezichtstelling bij de rechter aanvraagt is uiterste zorgvuldigheid geboden. Het gaat hier namelijk om een maatregel in het gedwongen kader met een risico op ernstige schade. Bij die zorgvuldigheid hoort waarheidsvinding en het uitvoeren van eerdere rechtelijke beschikkingen. In een recente uitspraak (ECLI:NL:RBDHA:2024:7373) bleek dat dat niet was gebeurd. Dat staat niet op zichzelf en we zien dat vaker. De Raad voor de Strafrechttoepassing en Jeugdbescherming bijvoorbeeld constateert ook dat de rechtspositie van ouders en kinderen beter moet (1). Als het gaat over uithuisplaatsingen heb ik op PONT | Zorg & Sociaal geschreven over onterechte uithuisplaatsingen onder de titel ‘de uithuisplaatsingsfabriek’. Het verbeteren van de rechtspositie van ouders en kinderen staat zelfs in het nieuwe Coalitieakkoord! Wat is er gebeurd, hoe is het te verklaren en wat moet anders?

22 mei 2024

Commentaar jurisprudentie

Commentaar jurisprudentie

Wat is er gebeurd?

De gecertificeerde instelling (GI, jeugdbescherming) wilde een verlenging van de ondertoezichtstelling (OTS) omdat de verhouding en samenwerking met de ouders is verstoord en legt de oorzaak van het falen van het traject binnen het systeem (ouders). Moeder echter, zegt dat zij alle hulp accepteert maar dat de GI al langere tijd niets van zich heeft laten horen en dat het veel stress geeft (dreiging uithuisplaatsing) en geld kost (advocaatkosten).

De kinderrechter overweegt dat de GI al twee keer eerder een uitspraak van de rechter genegeerd heeft om de samenwerking met moeder tot stand te brengen en daarvoor een stappenplan te maken. De kinderrechter vindt het onbegrijpelijk dat de GI zo lang wacht met actie ondernemen. Bovendien hebben de ouders al die tijd voldoende laten zien dat ze samen kunnen werken (verdienen daarvoor zelfs lof van de rechter) en hulp kunnen zoeken in het vrijwillig kader. De kinderrechter komt tot het oordeel ‘dat de OTS geen toegevoegde waarde meer heeft en contraproductief is gaan werken doordat de eindeloos durende impasse met ouders niet is doorbroken’. Ook overweegt de rechter dat daardoor niet langer wordt voldaan aan artikel 1:255 lid 1 sub a BW (niet accepteren van noodzakelijke zorg) en wijst de verlenging van de OTS af.

Onbegrijpelijk handelen van de GI?

Het gedwongen kader (jeugdbescherming) inzetten in jeugdhulpverlening heeft als groot nadeel dat er sprake is van een ongelijke machtsverhouding. Het systeem van GI tot aan de Raad voor de Kinderbescherming kan ‘straffen’ door bijvoorbeeld kinderen uit huis te plaatsen als ze vinden dat ouders de schuld hebben. Die mogelijkheid om te straffen (ook wel ‘punitive power’ in de vakliteratuur genoemd (2) maakt dat de mindermachtige partij (ouders) bij voorbaat angstig en wantrouwend staan ten aanzien van het systeem. In deze zaak was het aan de GI (volgens 2 eerdere rechterlijke uitspraken in deze casus) om een goede samenwerking op te bouwen. Maar de GI negeert die uitspraken. De reden hiervoor ligt bij medewerkers van de GI zelf. Die hebben een hulpverleningsachtergrond (vaak Social Work) en zijn dat gaan doen om ‘het goede’ te doen. Wanneer ze echter worden geconfronteerd met ouders die als gevolg van die ongelijke machtsverhouding de medewerkers wantrouwen of een andere mening hebben, ontstaat een vervelend gevoel bij medewerkers en gaan ze op zoek om naar de oorzaak van dat gevoel. Vaak zoeken ze dan de oorzaak buiten zichzelf, om dat vervelende gevoel te neutraliseren (dissonantiereductie). Dat betekent dat iemand anders (in dit geval de ouders) automatisch en vaak onbewust de schuld krijgen. Dan ontstaat niet zozeer een ‘taakconflict’ (wat is het beste voor het kind?) maar een belangenconflict (wie trekt aan het langste eind?). Belangenconflicten zijn bijzonder moeilijk op te lossen en eindigen vaak met ‘Forceren’ (je zin doordrukken) in plaats van ‘Probleemoplossen’ als conflicthanteringsstrategie. En daarbij zetten medewerkers alles op alles om gelijk te krijgen en anderen de schuld geven (zoals in deze zaak). In een andere zaak (zie voor een beschouwing (ECLI: NL:RBDHA:2024:7370) was een onterechte uithuisplaatsing gebaseerd op valse informatie van de Raad voor de Kinderbescherming en werd er niet naar de moeder (en advocaat) geluisterd. Waarheidsvinding en reflectie binnen het systeem verdwijnen en de rijen sluiten zich, soms tot aan de directie aan toe (3).

De integriteitsparadox

De Utrechtse hoogleraar Naomi Ellemers heeft dat in haar onderzoek naar gebrek aan integriteit uitvoerig geanalyseerd (4). Ze geeft aan dat het vaak niet het probleem is van een enkele medewerker maar van de organisatiecultuur. Ze noemt dat de ‘integriteitsparadox’: het goede willen doen maar in het handelen het verkeerde doen om je eigen sociale identiteit te behouden. Dat maakt het lastig om bijvoorbeeld de goed bedoelde aanbevelingen van bijvoorbeeld de RSJ te implementeren. Medewerkers worden in bepaalde opvattingen en werkwijzen gesocialiseerd en gaan hun sociale identiteit eraan ontlenen (gelukkig niet iedereen). Ook nieuwe, pas afgestudeerde studenten van het HBO nemen, ondanks dat de opleidingen hier aandacht aan besteden in de minor ‘Werken in het Gedwongen Kader’, heel snel die organisatiecultuur over.

Conclusie

De uitspraak van de rechter legt een structureel probleem van gebrek aan integriteit bij de jeugdbescherming bloot dat niet met een enkele workshop of training kan worden opgelost. Over dit integriteitsprobleem is al veel onderzocht en geschreven maar het lost zichzelf niet op: het huidige systeem werkt de integriteitsparadox in de hand. Om daar uit te komen moet de machtsongelijkheid in het systeem drastisch worden verminderd. Dat zullen veel medewerkers niet leuk vinden en kost meer tijd. Maar in de residentiele jeugdzorg wordt al gewerkt met ‘verbindend gezag’, een methode om niet vanuit macht maar vanuit gezag te werken. Dat veroorzaakt aantoonbaar minder schade en leidt tot minder conflicten en minder (dure) rechtszaken.

Op 25 juni aanstaande organiseert de Hogeschool Leiden een middagsymposium ‘kinderen recht doen’ waarin ook het belangrijkste uitgangspunt van de zorgethiek (doe als eerste geen schade) een plek krijgt naast de rechten van ouders en kinderen zoals dat zo mooi in het Coalitieakkoord staat.

Met dank aan Krijn Ten Hove

  1. https://www.rsj.nl/documenten/rapporten/2021/09/14/advies-jeugdbescherming-in-de-toekomst

  2. C.K. de Dreu (2005). Bang voor conflict? Assen: van Gorcum.

  3. In een eerdere casus waarin ik de advocaat adviseerde over een onterechte uithuisplaatsing had ik destijds een nagesprek met zowel de directeur van de GI als de Raad. Beide gaven toe altijd achter hun medewerkers te blijven staan, ook bij fouten.

  4. https://www.uu.nl/onderzoek/organisatiegedrag/integriteitslab

Artikel delen