Wekelijkse selectie van rechtspraak over de Participatiewet, de Wmo 2015 en de Jeugdwet. Voor elk van deze wetten kiezen wij wekelijks één uitspraak omdat deze opvalt, een link heeft met de actualiteit of in juridisch opzicht interessant is.
Participatiewet: Deze week een bijzondere uitspraak waarin de Rechtbank Noord-Holland een dwingende bepaling uit de Participatiewet opzijzet. De zaak draait om iemand die onder curatele gesteld is en studiefinanciering zal gaan ontvangen. De vrouw ontvangt bijzondere bijstand voor de kosten van curatele. Deze bijzondere bijstand is bijgesteld omdat de draagkrachtberekening van de vrouw anders uitvalt nu zij studiefinanciering ontvangt.
Het inkomen uit studiefinanciering dat bij die draagkrachtberekening meegenomen moet worden, wordt vastgesteld op het normbedrag voor de kosten voor levensonderhoud (art. 3.18 Wet studiefinanciering 2000). Dat normbedrag omvat naast een basis- en aanvullende beurs in de vorm van een gift ook een lening die bij DUO aangegaan kan worden.
De vrouw ontvangt uit haar basis- en aanvullende beurs te weinig om de kosten van curatele te dekken. Dat betekent dat zij is aangewezen op bijzondere bijstand om die kosten te dekken. Door bij de draagkrachtberekening ter vaststelling van de hoogte van de bijzondere bijstand ook de aanspraak op een aanvullende studielening mee te nemen, valt de bijzondere bijstand aanzienlijk lager uit (te laag om de kosten van curatele te dekken). Dat impliceert dat de curator, om de beloning voor haar werkzaamheden zoveel mogelijk voldaan te krijgen, voor de vrouw een studielening bij DUO moet aanvragen en haar daarmee in de schulden moet steken. Dat kan volgens de rechtbank niet de bedoeling van de wetgever zijn. Om die reden ziet de rechtbank aanleiding om in dit bijzondere geval artikel 33, tweede lid, van de Pw (gedeeltelijk, voor zover het betreft het in aanmerking nemen van de DUO-lening) buiten toepassing te laten.
Wmo 2015: Ook de Wmo-uitspraak die we geselecteerd hebben deze week heeft betrekking op het uitsluiten van een bepaalde groep. In de gemeente Haarlem was een verordening van kracht waarin tot uitdrukking komt dat woonvoorzieningen die worden verstrekt uit hoofde van de Wmo, niet toegekend konden worden aan o.a. kamerbewoners. Kamerhuurders kunnen daarom geen woningaanpassingen, verhuisvoorzieningen en losse woonvoorzieningen uit hoofde van de Wmo ontvangen. Dat betekent dat sprake is van een categoraal uitsluiten van een bepaalde groep personen. Niet in de wet en ook niet in de wetsgeschiedenis is steun te vinden voor de opvatting dat het uitsluiten van personen voor een maatwerkvoorziening op basis van enkel de woonsituatie mogelijk is, aldus de rechtbank. Deze uitsluitingsgrond in de verordening was dus in strijd met de Wmo.
Jeugdwet: Deze uitspraak van de Raad van State gaat over een vader die verzocht had om inzage in het dossier dat het samenwerkingsverband Midden-Nederland (‘SaVe’) over hem en zijn kinderen heeft. Toen het SaVe dit niet volledig wilde geven, verzocht de vader de Autoriteit Persoonsgegevens (‘AP’) om handhavend op te treden, welk verzoek door de AP werd afgewezen. Volgens de AP heeft het SaVe namelijk inzage verleend in de eigen persoonsgegevens van de vader over de gehele periode en heeft het inzage verleend in persoonsgegevens van zijn kinderen (voor zover deze jonger waren dan 12) over de periode dat de vader het gezag had. Met andere woorden: in de periode dat zijn gezag geschorst was, had de vader alleen recht op inzage in zijn eigen persoonsgegevens op grond van de AVG vanwege het bepaalde in artikel 7.3.15, eerste lid, van de Jeugdwet. Dit standpunt van de AP was juist volgens de rechtbank en Afdeling. Daar voegt de Afdeling aan toe dat vader ook geen recht op inzage met terugwerkende kracht krijgt op het moment dat hij het gezag weer uitoefent. Over de periode waarin het ouderlijk gezag geschorst is geweest heeft een ouder geen recht op inzage in het jeudghulpdossier van het kind.
Lees de eerdere jurisprudentie-samenvattingen van Emma van der Ploeg en Dennis van Tilborg