De uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 17 september 2024, ECLI:NL:RBROT:2024:9085 is naar mijn weten de eerste uitspraak over de toepassing van de nieuwe systematiek van vergunningvrij bouwen voor de technische bouwactiviteit (artikel 5.1, lid 2, onder a Omgevingswet en artikel 2.25 tot en met 2.27 Bbl).
Bij besluit van 3 juli 2024 heeft verweerder aan vergunninghoudster een vergunning op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening Zwijndrecht 2021 (APV) verleend. Verzoekers hebben hiertegen bezwaar gemaakt.
Vergunninghoudster heeft op 2 juli 2024 een aanvraag ingediend bij verweerder voor het inrichten van een bouwplaats met keten, containers en parkeerruimte op het gazon/trapveld gelegen op de hoek van Cort van der Lindenstraat/Colijnweg te Zwijndrecht.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder aan vergunninghoudster een vergunning verleend op grond van artikel 2:10 van de APV. Dit is een vergunning voor het plaatsen van voorwerpen op de openbare ruimte in strijd met de publieke functie van de openbare ruimte. Aan deze vergunning zijn een aantal voorschriften verbonden.
Verzoekers stellen zich op het standpunt dat verweerder een onjuiste vergunning heeft verleend. Verzoekers voeren aan dat verweerder ten onrechte niet een traject op grond van de Omgevingswet heeft gevolgd. Een bouwwerk (bouwkeet) valt immers onder het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl).
Op grond van artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet is het verboden zonder omgevingsvergunning een bouwactiviteit te verrichten.
Op grond van artikel 2.27, tweede lid, aanhef en onder j, van het Bbl geldt in afwijking van de artikelen 2.25 en 2.26 van het Bbl en ongeacht of een uitzondering als bedoeld in het eerste lid van artikel 2.27 van toepassing is, het verbod, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, van de Omgevingswet, om zonder omgevingsvergunning een bouwactiviteit te verrichten ook niet voor een bouwactiviteit die betrekking heeft op een van de volgende bouwwerken; een bouwkeet, bouwbord, steiger, heistelling, hijskraan, damwand, terreinverharding, terreininrichting of andere hulpconstructie die functioneel is voor een bouw-, onderhouds- of sloopactiviteit, een tijdelijke werkzaamheid in de grond, weg- of waterbouw of een milieubelastende activiteit met een verplaatsbaar mijnbouwwerk als bedoeld in artikel 3.322, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, bij plaatsing op of in de onmiddellijke nabijheid van het terrein waarop die activiteit of werkzaamheid wordt uitgevoerd.
Vergunninghoudster renoveert in opdracht van woningcorporatie Woonkracht10 342 woningen (7 woonblokken) aan de Aalbersestraat, W.H. Vliegenstraat, Cort van der Lindenstraat en Vlaamsestraat te Zwijndrecht. Op de bouwplaats worden bouwketen, containers en parkeerruimte geplaatst. Het gaat om een tijdelijke inrichting van een bouwplaats. De bouwketen zullen worden gebruikt als schaftruimte voor personeel en als kantoorruimte voor de uitvoerder/kantoorpersoneel en de containers voor het opslaan van klein materieel. Uit de situatietekening van 15 februari 2024 horende bij de aanvraag van 13 april 2024 blijkt dat de bouwplaats op een centrale plaats tussen de te renoveren woonblokken ligt op een afstand van 120 tot 300 meter van de woonblokken. De renovatiewerkzaamheden zullen in het gebied rondom de bouwplaats plaatsvinden en het bouwproject zal worden aangestuurd vanaf de bouwplaats.
De voorzieningenrechter concludeert hieruit dat de bouwplaats wordt gebruikt ter ondersteuning en uitvoering van de renovatiewerkzaamheden en functioneel is voor de bouwactiviteit. Gelet hierop en mede op de relatief korte afstand tot de woonblokken wordt naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldaan aan het criterium onmiddellijke nabijheid.
Het voorgaande leidt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat op grond van artikel 2.27, tweede lid, aanhef en onder j, van het Bbl voor het plaatsen van een bouwplaats met bouwketen, containers en parkeerruimte geen omgevingsvergunning is vereist.