Gemeenten zijn verantwoordelijk voor inwoners die niet op eigen kracht of met behulp van anderen zelfredzaam zijn. Ze moeten zorgen voor de nodige begeleiding om deze groep op weg te helpen naar een meer zelfstandig leven, door middel van beoefening van bepaalde vaardigheden en de begeleiding naar meer passende participatiemogelijkheden in de samenleving. De Wet Maatschappelijke Ondersteuning is bedoeld om dit proces in te kaderen en te versterken. Ondersteuning kan onder andere geboden worden in de vorm van individuele begeleiding of dagbesteding.
Meldt een inwoner zich met een verzoek tot ondersteuning, dan moet de gemeente aanvankelijk onderzoek uitvoeren naar de persoonlijke situatie en vervolgens naar de eigen kracht van de burger om het probleem op te lossen, bijvoorbeeld middels hulp van een sociaal netwerk. Deze oriëntatie wordt ook wel ‘het keukentafelgesprek’ genoemd. Wmo-ondersteuning kan alleen worden aangevraagd door burgers in de gemeente waar zij ingeschreven staan. Er wordt rekening gehouden met: de mate waarin de burger vooruit kijkt en de eigen mogelijkheden gebruikt, geen Wmo-ondersteuning vraagt voor een doorslaggevende zaak en de financiële situatie van de burger.
Hoewel gemeenten de vrijheid hebben om zelf hun Wmo-beleid in te vullen, moeten ze zich wel aan de wet houden, waaronder specifiek:
1. de wijze waarop gemeenten het onderzoek moeten uitvoeren (artikel 2.3.2);
2. het recht op een persoonsgebonden budget (artikel 2.3.6);
3. dat hulp kan worden verkregen van een cliëntondersteuner (artikel 2.2.4).
Het besluit op het verzoek tot ondersteuning moet voldoen aan de voorwaarden (stappenplan) die zijn gesteld door de CRvB (ECLI:NL:CRVB:2018:819). Als het stappenplan niet goed gevolgd is wordt het onderzoek door de rechtbank als onvoldoende zorgvuldig beoordeeld. Daarnaast dient de motivering van het besluit gebaseerd te zijn op een onafhankelijk en objectief kader en moet het voor de inwoner duidelijk zijn hoeveel uur begeleiding er afgegeven is. Uit vaste rechtspraak van de Raad (ECLI:NL:CRVB:2021:1381) wordt dit bevestigd. Gemeenten moeten de Wmo-maatwerkvoorziening ‘individuele begeleiding’ toekennen in uren of minuten.
De begeleiding die de Wmo biedt is onderverdeeld in twee categorieën:
1. Algemene voorzieningen, zoals:
o boodschappendienst;
o het advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling;
o een ontmoetingsruimte voor mensen die eenzaam zijn;
o maaltijdverzorging (ook wel ‘warmemaaltijdvoorziening’ of ‘tafeltje-dekje’ genoemd);
o maatschappelijke opvang (bijvoorbeeld daklozenopvang);
o hulp aan buurthuizen en verenigingen.
2. Maatwerkvoorzieningen, zoals:
o huishoudelijke hulp
o individuele begeleiding in het dagelijks leven
o begeleiding bij persoonlijke verzorging
o begeleiding in een groep (dagbesteding)
o logeeropvang en vakantieopvang (gemeenten noemen dit respijtzorg)
o beschermd wonen
o woningaanpassingen
o hulpmiddelen en vervoersvoorzieningen, zoals een rolstoel of scootmobiel
Maatwerkvoorzieningen worden, integendeel tot algemene voorzieningen, niet gedeeld met anderen. Deze zijn dus niet afgestemd op iemands persoonlijke situatie, maar slechts bedoeld voor individueel gebruik.
Ondanks dat de Wmo grotendeels gericht is op mensen van 18 jaar en ouder die zelfstandig wonen, bestaat er ook ondersteuning voor jeugd. Dit betreft vooral praktische zaken, zoals een rolstoel of een traplift, voor jongeren die op deze manier thuis kunnen blijven wonen, of voor ouders met een (fysieke) beperking die deze middelen nodig hebben om voor hun kind(eren) te kunnen zorgen. Een cliëntondersteuner wordt ingezet om de zorg gerelateerde organisatie van een kind te verhelpen en kan op twee manieren worden vergoed:
A. Vanuit de Wmo (als het kind nog geen zorg heeft, of zorg krijgt vanuit de Jeugdwet of zorgverzekering) of
B. De combinatie van een pgb van de gemeente (Wmo of Jeugdwet) én de zorgverzekeraar (Zvw)
Het persoonsgebonden budget (pgb) is een leveringsvorm van zorg door de gemeente, die uitsluitend kan worden besteed aan Wmo-ondersteuning of jeugdhulp. Pgb is mogelijk wanneer individuele ondersteuning door de gemeente is toegekend aan een burger. Dit gebeurt onder de volgende voorwaarden:
1. De burger kan het geld zelf beheren, door ondersteuning in te kopen en hulpverlening aan te sturen.
2. De ondersteuning die wordt ingekocht is ‘doeltreffend’, ofwel bedoeld om iemand zelfstandig(er) te laten leven. Om deze reden dient deze ook aan veiligheidseisen te voldoen.
3. De burger moet kunnen uitleggen wat de reden is voor een behoefte aan ondersteuning en waarom deze meer geschikt is dan zorg in natura.
Voorbeelden waarvoor het Pgb kan worden toegekend zijn: begeleiding in het dagelijks leven, hulp bij het huishouden, dagbesteding of logeeropvang en woningaanpassingen of een rolstoel.
Contractstandaarden Wmo 2015 beschikbaar
Nieuws-persberichtVNG trekt zich terug uit bestuurlijke afspraken Wlz Ggz
Nieuws-persberichtAntwoorden op Kamervragen over het bericht dat de gemeente Arnhem bij 3300 inwoners opnieuw gaat bekijken of zij recht blijven hebben op huishoudelijke hulp
Kamerstuk: kamervraagDe ‘nog niet algemeen gebruikelijke elektrische fiets’, Centrale Raad van Beroep schept verwarring
Commentaar jurisprudentie