Menu

Filter op
content
PONT Zorg&Sociaal

0

Een asielzoeker wordt statushouder wanneer deze een verblijfsvergunning krijgt. Hierna koppelt het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) statushouders aan gemeenten. Ieder half jaar bepaalt de Rijksoverheid op basis van het aantal inwoners, hoeveel vergunningshouders van een woonplaats moeten worden voorzien door de gemeente. Het specifieke aantal staat in de taakstelling voor huisvesting vergunninghouders.

Het type woning kan variëren en wordt door gemeenten zelf aangeboden. Zo kan sprake zijn van een zelfstandige (huur)woning, een flexwoning, of een gedeelde woning. Ook wordt beroep gedaan op sociale huurwoningen van woningcorporaties. In dit geval bepaalde de gemeente of statushouders recht hebben op voorrang. Minister Mona Keijzer van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening heeft de internetconsultatie gestart voor een wetsvoorstel dat gericht is op het creëren van een gelijk speelveld tussen statushouders en andere mensen die een sociale huurwoning zoeken. Volgens het ‘Wetsvoorstel schrappen voorrang statushouders bij sociale huur’ mogen gemeenten statushouders geen voorrang meer geven op een sociale huurwoning op de grond dat ze statushouder zijn.

Asielbeleid in beweging

Het huidige kabinet stelt te werken aan ‘het strengste beleid ooit‘. Zo omvat de zogenaamde Asielnoodmaatregelenwet, onder meer de afschaffing van permanente verblijfsvergunningen, de beperking van de geldigheidsduur van asielvergunningen tot drie jaar, een verruiming van de ongewenstverklaring, een beperking van nareis tot kerngezinnen en maatregelen om asielprocedures efficiënter te maken. Daarnaast stelt minister Faber een zogenoemd tweestatusstelsel voor, een wetsvoorstel dat onderscheid maakt tussen vluchtelingen met een individuele dreiging en mensen die op andere gronden bescherming krijgen. Volgens de minister doelt de introductie van deze tweescheiding op een verlaging van de asielinstroom en een meer efficiënte asielprocedure.

Het advies van de Raad van State van 10 februari 2025 stelde dat de asielwetten eerst moeten worden aangepast vóórdat ze naar de Kamer worden gestuurd. De Raad betwijfelt of de wetten de asielinstroom verlagen en verwacht extra druk op de IND en de rechtspraak. In het advies van 27 februari 2025 over het wetsvoorstel voor de Uitvoerings- en implementatiewet asiel- en migratiepact 2026, uitte de Raad van State haar zorgen over de overlap tussen de asielwetten van Faber met de nieuwe wet- en regelgeving die voortvloeit uit het Europese asiel- en migratiepact. Volgens de Raad behandelen de drie wetsvoorstellen overlappende onderwerpen, die op bepaalde onderdelen niet met elkaar overeenstemmen. Dit kan in de uitvoering van deze wetten tot problemen leiden. De Raad adviseert de minister nadrukkelijk om eerst de maatregelen uit te voeren die voorvloeien uit het Europese migratiepact en pas daarna te bekijken of aanvullende nationale wetgeving noodzakelijk is. 

De Spreidingswet & het Verdeelbesluit

Op 1 februari 2024 ging de zogenaamde ‘Spreidingswet’ – de Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen – van kracht. Hiermee kregen gemeenten een wettelijke taak om asielzoekers op te vangen. Deze wet doelde op de creatie van meer evenwicht in de verdeling van de opvang van asielzoekers over provincies en gemeenten. De Spreidingswet werd nog onder het vorige kabinet aangenomen. Het wetsvoorstel voor het intrekken hiervan wordt volgens inschatting van minister Faber in het eerste kwartaal van 2025 voor advies en uitvoeringstoetsen voorgelegd. 

Op 21 december 2024  stelde de minister dat ze gemeenten en provincies die tot dan toe te weinig opvangplekken voor asielzoekers hadden aangeboden, niet zou dwingen om dat alsnog te doen. Twee dagen later volgde een brief waarin duidelijk werd gemaakt dat gemeenten tot 30 juni 2025 de tijd krijgen om in totaal 96.000 opvangplekken te realiseren. Het ‘Verdeelbesluit’ waarin gedetailleerd staat welke gemeente wanneer opvang moet regelen, is hieraan toegevoegd.

Tientallen gemeenten verzetten zich tegen dit Verdeelbesluit; zij tekenen bezwaar aan en geven aan dat de minister geen rekening houdt met al gemaakte afspraken binnen en tussen gemeenten. Volgens deze gemeenten zijn de verdeelplannen onhaalbaar en oneerlijk.