Sinds de decentralisaties in het sociaal domein zijn gemeenten bezig met het creëren van een sociale basis in de wijk. Met sociale basis wordt gerefereerd aan het netwerk van inwoners en organisaties dat zich inzet voor een veilige, fijne en inclusieve plek om samen te leven. Hierbij gaat het om burgerparticipatie en het versterken van de gemeenschap. Dit komt de gemeente ten goede: het idee is dat dit leidt tot een betere kwaliteit van ondersteuning voor de inwoner, een grotere betrokkenheid bij de samenleving, en minder vraag naar maatwerkvoorzieningen in het sociaal domein. In een wijk waar veel samenhang is, is het immers makkelijker om elkaar te ontmoeten en hulp te vragen en te bieden. De sociale basis is ook een onderdeel van preventie. Het is daarom van belang dat gemeentes initiatieven in het zogenaamde ‘voorveld’ – alle voorzieningen die vanuit de zorg beschikbaar zijn zonder indicatie – stimuleren.
De initiatiefnemers die de sociale basis vormen kennen verschillende rollen: sociale makelaars, buurtmakers, buurtcoaches, wijkregisseurs of dorpsondersteuners. Zij zijn onder andere werkzaam in wijkteams, betrokken bij gemeentelijke organisaties of zelfstandig ondernemer. Maar ook andere partijen in de wijk worden betrokken, zoals woningcorporaties, de politie (wijkagenten), de gemeente, onderwijsinstellingen, culturele instellingen, religieuze organisaties, (sport)verenigingen en zorgcoöperaties.
Gemeenten hebben een belangrijke rol om de buurtinitiatieven en verenigingen voldoende ondersteuningsmogelijkheden te geven. Hetgeen waar deze initiatieven vaak op vast lopen is de financiering. Veel van de initiatieven vallen niet onder één specifiek beleidsdomein of wet. Het is daarom lastig vast te stellen welke initiatieven recht hebben op welke subsidiepotjes. Bovendien moeten deze initiatiefnemers, zodra zij in aanmerking komen voor een subsidie, ook voldoen aan voorwaarden van het systeem, zoals kwaliteitseisen en verantwoordingseisen. Initiatieven krijgen zo te maken met systeemdoelen, bureaucratie, langere lijnen en tragere besluitvorming, met als risico dat het voorveld niet van de grond komt of dat het de laagdrempeligheid verliest. Terwijl juist daar de kracht van deze initiatieven ligt.