Nederland wordt met regelmaat geconfronteerd met ernstige gebeurtenissen waarbij dodelijke slachtoffers vallen en grote materiële schade wordt veroorzaakt. De vuurwerkramp in Enschede (2000), de cafébrand in Volendam (jaarwisseling 2000/2001) en het neerstorten van het toestel van Turkish Airlines nabij Schiphol (2009) leven in de herinnering voort.
Burgemeesters zijn volgens de wet verantwoordelijk voor de openbare orde, en deels ook voor de veiligheid. Zo heeft de burgemeester volgens de wet de eindverantwoordelijkheid voor het optreden van de brandweer. Wanneer zich een calamiteit voordoet, heeft de burgemeester dan ook een belangrijke rol. Hij of zij heeft de leiding over het optreden van brandweer, politie en hulpdiensten. Hij moet ook de pers te woord staan, en medeleven betonen aan de slachtoffers en hun verwanten.
Hoe handelen burgemeesters bij zo’n calamiteit? Worden zij vaak tot aftreden gedwongen of behouden zij het vertrouwen van de gemeenteraad? Deze en andere vragen komen in dit boek aan de orde.
Aan de hand van totaal 18 gevalsstudies wordt getracht na te gaan welke factoren het aanblijven dan wel het vertrek van een burgemeester na een calamiteit in de hand werken. De studie wordt afgesloten met een beschouwing over de rol van de ‘sociale media’, zoals bij Facebook-rellen in Haren (2012), en de spanning tussen de terugtredende overheid enerzijds en de wens naar meer preventie en controle anderzijds.
Een conclusie uit het onderzoek is dat na een calamiteit de meeste burgemeesters het vertrouwen van de gemeenteraad behouden. Slechts een kleine minderheid trad af of werd tot aftreden gedwongen. Zeven factoren blijken het aanblijven of het vertrek van een burgemeester na een calamiteit te kunnen verklaren.
Aart Resoort studeerde politieke wetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam, en werkte bij de Open Universiteit.