Voor het recht is een goed en nauwkeurig gebruik van de taal essentieel. Het bestuursrecht is nog altijd een in hoge mate nationaal vakgebied, zodat het Nederlands daarin de voertaal is. De Nederlandse taal wordt echter verwaarloosd: zij wordt in het algemeen minder goed gebruikt en op de universiteit steeds vaker vervangen door het Engels. In de bestuursrechtspraktijk is het Nederlands van wetgever, bestuur en rechter vaak te ingewikkeld voor degenen die worden aangesproken. Dit alles vormt een bedreiging voor de verstaanbaarheid in het bestuursrecht. Deze rede bevat een drieledig pleidooi voor een grotere verstaanbaarheid. Op scholen en universiteiten moet er meer aandacht voor het Nederlands komen, bijvoorbeeld door meer (goede) boeken te laten lezen, de juridische faculteiten moeten het Nederlands als taal om in te doceren en te publiceren behouden, wetgever, bestuur en rechter moeten er alles aan doen de burger te bereiken door middel van eenvoudig(er) Nederlands. In de rechtspraak zijn daarvoor de laatste jaren succesvolle projecten in gang gezet, waarvan er enkele in deze rede worden besproken.