Dit boek gaat over wetgeven, dat wil zeggen de totstandkoming van wetgeving in al haar facetten: grondslagen, beleid, procedure, bevoegdheid en techniek. Aan de orde komen de begrippen wetgeving en algemeen verbindende voorschriften, democratisch-rechtsstatelijke uitgangspunten, wetgevingsbeleid, bevoegdheid, procedure, wetgevingstechniek en Europeesrechtelijke aspecten.
Het boek is geschikt voor zowel onderwijs, wetenschap als praktijk. Het is bruikbaar in het masteronderwijs en post-initieel onderwijs in de wetgevingsleer. De leerstukken worden op een wetenschappelijke manier behandeld; wetenschappelijke dilemma’s worden geanalyseerd en van een oplossingsrichting voorzien. Als overzichtswerk biedt het boek voorts een startpunt voor nader wetenschappelijk onderzoek op het terrein van wetgeving.
De wetgevingspraktijk wordt door dit boek op alle niveaus bediend, hetgeen ook in de ondertitel van het boek (Handboek voor de centrale en decentrale overheid) tot uitdrukking komt. Degenen die belast zijn met het opstellen van wet- en regelgeving beschikken met dit boek over een systematische bespreking van de daarbij aan de orde komende vraagstukken. Waar relevant wordt verwezen naar de Aanwijzingen voor de regelgeving van de centrale overheid en de Ideeën voor de gemeentelijke regelgeving van de VNG.
Het boek is voorts nuttig bij de advisering door de Afdeling advisering van de Raad van State. Ten slotte is het ook bruikbaar voor de andere landen binnen het Koninkrijk (Aruba, Curaçao en Sint Maarten). Vrijwel alle auteurs hebben ruime wetgevingservaring in de praktijk