Minister De Jonge beantwoordt vragen van FNV Zorg en Welzijn over de uitvoering van de Jeugdwet en de bijbehorende financiën.
Vraag 1
Hoe waarborgt u dat alle gemeenten in staat zijn om te zorgen voor een kwalitatief en kwantitatief toereikend aanbod van jeugdhulp?
Antwoord
Op grond van de Jeugdwet zijn gemeenten verantwoordelijk voor een kwalitatief en kwantitatief toereikend aanbod van jeugdhulp aan kinderen en gezinnen die dat nodig hebben. Gemeenten leggen hierover verantwoording af aan de gemeenteraad (horizontale verantwoording). Het Rijk i.c. de minister van VWS is stelselverantwoordelijk. Dat houdt in dat de minister van VWS verantwoordelijk is voor de werking van het jeugdhulpstelsel en de maatschappelijke uitkomsten van het stelsel. Het gaat om algemene publieke doelen als toegankelijkheid, kwaliteit, doelmatigheid, doeltreffendheid en rechtmatigheid. De stelselverantwoordelijkheid wordt ondermeer als volgt ingevuld:
beschikbaarstellen van het macrobudget via het Gemeentefonds; in mei 2019 € 1020 miljoen extra voor jeugdhulp voor 2019, 2020 en 2021; Transformatiebudget ( € 106 miljoen);
vormgeving wettelijk kader, zoals de jeugdhulpplicht van gemeenten en kwaliteitseisen jeugdhulp etc;
landelijk toezicht door Rijksinspectie (IGJ);
ondersteunende programma’s die in partnerschap met gemeenten en de jeugdsector worden uitgevoerd zoals programma’s Zorg voor de Jeugd, Geweld hoort nergens thuis en Kansrijke start (programma’s zijn in 2018 gestart; ondersteuning gemeenten via Ondersteuningsteam Zorg voor de Jeugd (OZJ);
Jeugdautoriteit en stimuleren regionale samenwerking om continuïteit van hoog specialistische zorg te borgen;
stimuleren van kwaliteit en innovaties, o.a. d.m.v. financieren landelijke kennisinfrastructuur (ZoMw-programma’s, Nji etc), stimuleren lerende praktijk, leren van complexe problematiek;
informeren met beleidsinformatie CBS, monitoring van programma’s en evaluatie Jeugdwet januari 2018.
Het Rijk vult de stelselverantwoordelijkheid in partnerschap in met gemeenten en de jeugdsector. Er vindt periodiek overleg plaats tussen het Rijk, VNG, gemeenten, de jeugdsector (aanbieders en professionals) en cliëntenorganisaties om doelen van de Jeugdwet dichterbij te brengen en knelpunten weg te nemen. Als sprake is van taakverwaarlozing door gemeenten dan kan worden ingegrepen in het kader van de bevoegdheden op grond van de Gemeentewet, volgens een escalatieladder met als laatste stap de “indeplaatsstelling”.
Vraag 2
Welke effecten/resultaten heeft de campagne ‘ik zorg’ uit het actieprogramma werken in de zorg opgeleverd in de verschillende zorgsectoren? Hoeveel heeft deze campagne gekost?
Antwoord
Voor de campagne “IkZorg” is in totaal € 8 mln beschikbaar: 4 mln in 2018, 2 mln in 2019 en 2 mln in 2020. De campagne is onderdeel van het actieprogramma Werken in de Zorg. De effecten van de campagne worden in deze bredere context bezien; kortheidshalve wordt verwezen naar de voortgangsrapportage van mei 2019. De resultaten (èn de kosten van 2018) van de IkZorgcampagne net als die van andere campagnes van de rijksoverheid zijn te vinden op https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/campagnes.
Vraag 3
Wat zijn de resultaten van de andere actieplannen voor de zorg die door VWS zijn gelanceerd? hoeveel hebben deze campagnes (per actieplan) gekost?
Antwoord
Voor de resultaten van de andere actieprogramma’s wordt verwezen naar de periodieke voortgangsrapportages en brieven waarmee de Tweede Kamer periodiek wordt geïnformeerd.
Met betrekking tot het programma Geweld Hoort Nergens Thuis is de campagne www.ikvermoedhuiselijkgeweld.nl gelanceerd. Tot en met juli 2019 is hieraan €2,4 mln uitgegeven. Ten aanzien van het programma Kansrijke Start is een publiekscampagne in voorbereiding, met beschikbaar budget 2019: € 1 mln.
Vraag 4
Wat zijn faire tarieven voor jeugdhulporganisaties? Overzicht van faire tarieven voor jeugdhulporganisaties?
Antwoord
Een fair tarief is een tarief per uur, dag, product of traject waarvoor een jeugdhulpaanbieder de jeugdhulp daadwerkelijk kan bieden. Een fair tarief dient niet enkel te gaan over declarabele uren en directe kosten, maar dient o.a. rekening te houden met een redelijke opslag voor overhead, en ruimte te bieden voor opleiding van jeugdhulpprofessionals om de kwaliteit op peil te houden of te verhogen. Een fair tarief houdt tevens rekening met de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit van de jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdreclassering en biedt ook ruimte CAO-lonen te kunnen betalen.
Artikel 2.12 in de Jeugdwet verwoordt dit als volgt:
Vraag 5
Bij hoeveel zorgaanbieders en GI’s ligt het tarief op, boven of onder kostprijs? Uit welke componenten bestaat de kostprijs van zorgaanbieders en GI’s? Met welk percentage wijkt de kostprijs af van het daadwerkelijke tarief per GI of zorgaanbieder?
Antwoord
Er is geen landelijk overzicht van aanbieders die een tarief hebben op, boven of onder hun kostprijs. Het is aanbieders niet aan te raden om een contract te sluiten waarbij het tarief onder hun kostprijs ligt. Tenzij er op korte termijn zicht is op mogelijkheden om de kostprijs te verlagen zonder dat dit ten koste van de kwaliteit gaat.
De componenten waaruit een kostprijs bestaat verschillen per aanbieder. Een aantal componenten geldt voor alle aanbieders (kosten voor personeel, vastgoed, reiskosten, overhead etc.), maar de mate waarin deze componenten de uiteindelijke kostprijs beïnvloeden zijn afhankelijk van de soort jeugdhulp die geboden wordt. Zo zal een instelling voor gesloten jeugdhulp aanzienlijke kosten voor het vastgoed maken in tegenstelling tot een gecertificeerde instelling waarbij het vastgoed een kleiner deel van de kostprijs uitmaakt.
Vraag 6
Met welk bedrag is de zorg vanuit de Wlz naar zorg op grond van de Jeugdwet verschoven? Hoeveel cliënten zijn verschoven van de Wlz naar de jeugdwet?
Antwoord
Bij de decentralisaties zijn cliënten vanuit de AWBZ op inhoudelijke gronden toebedeeld aan vier verschillende wetten, te weten de Wlz, de Jeugdwet, de Wmo 2015 en de Zvw. Een verschuiving van cliënten van de Wlz naar de Jeugdwet is hoogst ongebruikelijk, gezien de door het CIZ vastgestelde blijvende aard van de zorgbehoefte in de Wlz. Wel is een groep kinderen en volwassenen die eerst toebedeeld werd aan onder andere de Jeugdwet naar aanleiding van de Tweede Kamerbehandeling van de Wlz tijdelijk onder de Wlz komen te vallen. Deze groep werd “de Wlz-indiceerbaren” genoemd. Een deel van deze groep kinderen bleek, na herindicatie, niet te voldoen aan de toegangseisen van de Wlz en is per 1 juli 2017 alsnog terechtgekomen in de Jeugdwet. De middelen die terug overgeheveld zijn van de Wlz naar de Jeugdwet zijn: € 60,8 miljoen. Dit betrof in totaal circa 2800 kinderen.
Vraag 7
Welke bedragen worden er jaarlijks door gemeenten aan jeugdhulp besteed in 2015 t/m 2018?
Antwoord
Gemeenten ontvangen via het Gemeentefonds budget voor de uitvoering van hun taken. Hierbij hebben gemeenten voor het overgrote deel van het budget bestedingsvrijheid. Het college van B&W bepaalt hoe het budget besteed wordt. De gemeenteraad voert hier de democratische controle op.
Onderstaande tabel geeft aan hoeveel budget gemeenten van het Rijk ontvangen voor jeugdhulp.
Vraag 8
Overzicht van het aantal kinderen in Nederland dat jeugdhulp kreeg in 2015 t/m 2018 (onderverdeeld naar type indicatie/problematiek)
Antwoord
De ontwikkeling van het aantal kinderen met jeugdhulp wordt bijgehouden door het CBS. (1) Onderstaande tabel geeft de ontwikkeling van het aantal kinderen (t/m 18 jaar) weer met jeugdzorg, jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdreclassering over de periode 2015-2018.
De VNG, JenV en VWS onderhouden een benchmark waarin aanbieders hun jeugdhulp scoren in acht jeugdhulp categorieën. Dit zijn open data en voor iedere burger in Nederland toegankelijk. De data zijn te vinden:
Op de site van de jeugdmonitor: https://jeugdmonitor.cbs.nl/in-de-regio/benchmarkJeugdhulp
Op Statline van CBS: https://jmopendata.cbs.nl/#/JM/nl/dataset/20196NED/table?dl=FD08
Via de (half) Jaarrapporten jeugdhulp: https://jeugdmonitor.cbs.nl/sites/default/files/2019-04/Jeugdhulp%202018.pdf
Voor een verdere toelichting op de cijfers zie de “Eindrapportage Analyse Volume Jeugdhulp” die de Tweede Kamer op 24 april 2019 heeft ontvangen.
Vraag 9
Hoeveel zorgaanbieders zijn er in de jeugdhulp, onderverdeeld naar regio? Bij hoeveel zorgaanbieders wordt een cao toegepast? Bij hoeveel zorgaanbieders wordt de cao jeugdzorg toegepast?
Antwoord:
Uit de CBS-beleidsinformatie jeugdhulp blijkt dat zo’n 2000 unieke aanbieders jeugdhulp leveren, dat zijn grote organisaties die meerdere regio’s bedienen en/of meerdere vormen van jeugdhulp bieden. Daarnaast is er een groot aantal kleine jeugdhulpaanbieders (veelal zelfstandig ondernemer) die aan de jeugd ggz verwante ambulante hulp bieden. Sociale partners kunnen afspraken maken over arbeidsvoorwaarden via het afsluiten van cao’s. Ze zijn zelf verantwoordelijk voor de inhoud hiervan. Ook de handhaving en naleving van deze afspraken ligt primair bij sociale partners zelf. Vanuit dat perspectief weten wij niet exact bij hoeveel zorgaanbieders (binnen de jeugdhulp) een cao wordt toegepast. Bij zelfstandigen zonder personeel die jeugdhulp bieden zal dit in ieder geval niet gebeuren. Grote organisaties die meerdere vormen van jeugdhulp aanbieden, zullen vaak meer dan één cao toepassen. Naast de cao Jeugdzorg gaat het ondermeer om de cao GGZ, de cao Gehandicaptenzorg en de cao Sociaal werk. Volgens de representativiteitsopgave die sociale partners (waaronder u) hebben aangeleverd in het kader van het verzoek om de cao Jeugdzorg (1-1-2017 tot 1-4-2019) algemeen verbindend te verklaren, zijn 184 werkgevers aan de cao Jeugdzorg gebonden (66 direct en 118 via het algemeen verbindend verklaren). Deze cao is verlengd tot 1-4-2020 en op verzoek algemeen verbindend verklaard tot die datum. Volgens de representativiteitsopgave vallen onder de cao Jeugdzorg in totaal ongeveer 25 duizend werknemers.
Vraag 10
Hoeveel kinderen staan er op een wachtlijst? Hoe lang staan kinderen per gemeente op de wachtlijst?
Antwoord
Er is geen landelijk overzicht hoeveel kinderen en hoe lang kinderen op een wachtlijst staan. Informatie op landelijk niveau over wachtlijsten per gemeente zou weinig waarde hebben omdat veel wachtlijsten betrekking hebben op de tijd die het duurt voordat je bij één specifieke aanbieder geholpen kunt worden. Bovendien kunnen kinderen bij meerdere aanbieders op de wachtlijst staan. Het is belangrijk dat gemeenten op gemeentelijk/regionaal niveau inzicht hebben in de (oorzaken van) wachtlijsten zodat de noodzakelijke acties ondernemen kunnen worden. De te ondernemen acties zullen per regio verschillen. Over de wachttijden op het gebied van jeugdbescherming over de periode 2018 wordt verwezen naar Jeugdzorg Nederland.
Vraag 11
Welke bedrag gaat er per gemeente naar Jeugdhulp? Welk percentage hiervan wordt besteed aan het primaire proces? Welk percentage wordt besteed aan administratie? Welk percentage wordt besteed aan inkoopprocessen?
Antwoord
In de meicirculaire 2018 is terug te vinden welk jeugdhulpbudget een individuele gemeente in 2019 ontvangt (https://www.rijksoverheid.nl/documenten/circulaires/2018/05/31/meicirculairegemeentefonds-2018). Zie daarvoor het rekenblad ‘voogdij- 18plus IUSD Jeugd’.
Dit bedrag is nog exclusief de loon- en prijsbijstelling van € 135 mln. welke in mei 2019 is toegevoegd, en de € 400 miljoen aan extra financiële middelen welke bij voorjaarsnota zijn toegevoegd. In de meicirculaire 2019 is te berekenen hoeveel budget iedere gemeente in 2019 extra krijgt n.a.v. de uitgekeerde loon- en prijsbijstelling en extra financiële middelen (https://www.rijksoverheid.nl/documenten/circulaires/2019/05/31/meicirculaire-gemeentefonds2019). Zie daarvoor rekenblad ‘taakmutatie 2019’.
Welk deel van het budget gemeenten aan jeugdhulp respectievelijk aan administratie en inkoopprocessen besteden is niet bekend. Naar aanleiding van de constatering dat gemeenten aangeven flink meer budget aan de jeugdhulp uit te geven dan zij ontvangen, maar dat aanbieders aan de andere kant aangeven dat dit extra geld niet bij hen terecht komt, wordt dit najaar een diepteonderzoek verrichten naar de uitgaven jeugdzorg. Hiermee willen we inzicht verkrijgen in de patronen van de uitgavenontwikkeling bij gemeenten. Daarbij willen we o.a. inzicht krijgen in de verschillende uitgavencategorieën zoals zorg, uitvoeringskosten, toegang, administratieve lasten.
Vraag 12
Hoeveel externe adviseurs zijn ingehuurd door gemeenten? Welk bedrag is hiermee gemoeid?
Antwoord
Het is niet bekend hoeveel externe adviseurs door gemeenten zijn ingehuurd en welk bedrag daarmee gemoeid is. Uit de Monitor Gemeentelijke zorginkoop 2018 die 4 juli 2018 naar de Tweede Kamer is gezonden blijkt dat vrijwel alle gemeenten gebruik maken van externe inhuur.
Vraag 13
Wat is de top 3 voorwaarden die wordt gesteld in contractering tussen gemeenten en zorgaanbieder?
Antwoord
Tijdens de contractering tussen gemeenten en zorgaanbieders wordt de werkrelatie tussen een gemeente en een aanbieder vastgelegd. Contracten bevatten daarmee zeer verschillende voorwaarden op het gebied van kwaliteit, looptijd en bijvoorbeeld bekostiging. Naar de verschillende aspecten van contracten heb ik onderzoek laten verrichten waarover de Tweede Kamer is geïnformeerd bij brieven van 4 juli 2018 en van 24 januari 2019.
Door PPRC en het Nji (monitor gemeentelijke zorginkoop 2018) heb ik onderzoek laten verrichten naar onder andere de contractvorm, de bekostiging en de looptijd van contracten. Het gros van de overeenkomsten die gemeenten aangaan zijn raamovereenkomsten, waarin onderscheid is tussen overeenkomsten met toetredingsmogelijkheden (61%) dan wel zonder deze optie (26%). Ca. 11% van de overeenkomsten kent een budgetplafond en ca. 2% een vast budget. In 64% van de gevallen is sprake van productiebekostiging, 24% hanteert resultaatbekostiging, 2% populatiebekostiging en 10% gemengde bekostiging. Nagenoeg de helft van de overeenkomsten heeft een minimale looptijd van één of twee jaar. Overigens hanteren sommige gemeenten een looptijd van één jaar om een vast ‘instapmoment’ te hebben voor nieuwe zorgaanbieders. De maximale looptijd is langer. Bijna de helft van de overeenkomsten die gemeenten hanteren heeft een maximale looptijd van vijf jaar of langer.
Het NJI (https://www.nji.nl/nl/Kennis/Dossier/Transformatie-jeugdhulp/Inkoop-vanjeugdhulp/Kwaliteitseisen-bij-inkoop-jeugdhulp) heeft onderzoek gedaan naar de kwaliteitseisen die gemeenten stellen. Naast de wettelijke eisen zijn de volgende eisen de 5 meest gestelde aanvullende kwaliteitseisen door gemeenten:
Wanneer een cliënt de jeugdhulp bij een andere aanbieder gaat afnemen, dan zorgt de nieuwe aanbieder voor een zogenaamde 'warme overdracht' van informatie en werkrelatie van de cliënt met hulpverlener.
Het verantwoordelijke management van opdrachtnemer en de met de uitvoering van dienst belaste personeelsleden beheersen de Nederlandse taal in woord en geschrift voldoende voor de uitvoering van de werkzaamheden en de eventuele contractuele verplichting.
Aanbieder is bekend dat de gemeenten voor de uitvoering van hun taken in het kader van de Jeugdwet lokaal beleid hebben ontwikkeld, is hiermee en met de lokale verordeningen inzake jeugdhulp bekend en handelt hier naar.
Opdrachtnemer draagt zorg voor een goede samenwerking en communicatie met de lokale teams en andere relevante actoren (die betrokken zijn bij het ondersteuningsplan). Onder goede samenwerking wordt in ieder geval verstaan onderlinge afstemming tussen eigen personeel en de overige betrokkenen of de te betrekken professionals.
Aanbieder kan aantonen dat bij het opstellen van het ondersteuningsplan de cliënt en zijn naasten actief zijn betrokken bij het vastleggen van de vraag, behoefte, wensen en doelen van de cliënt zijn vastgelegd.
Vraag 14
Aan welke zorgaanbieders en GI’s is de loon-prijs indexatie uitgekeerd?
Antwoord
Er wordt niet landelijk bijgehouden welke jeugdhulpaanbieders en GI’s loon- en prijsindexatie hebben ontvangen. Het indexeren van de tarieven is van groot belang om de kwaliteit van de jeugdhulp op voldoende hoog niveau te houden en om het werken in de zorgsector aantrekkelijk te laten blijven. De VNG deelt dit en heeft dan ook n.a.v. de uitkering van de loon- en prijsbijstelling in mei 2019 hier een bericht over verstuurd aan haar leden. De precieze wijze waarop gemeenten en aanbieders omgaan (timing + vaststellen hoogte) met de loon- en prijsbijstelling is aan hen. Het is vooral belangrijk dat men hier samen met aanbieders, bij het afsluiten van een inkoopcontract, goede en heldere afspraken over maakt. In de bestuurlijke afspraken die het Rijk en de VNG aanvullend op de voorjaarsnotabesluitvorming hebben gemaakt, is eveneens aandacht voor loon- en prijsindexatie. Deze bestuurlijke afspraken worden de komende tijd nader geconcretiseerd.
Vraag 15
Welk bedrag aan PGB wordt uitgekeerd in de jeugdzorg?
Antwoord
Het totaalbedrag aan PGB’s dat in 2019 wordt uitgekeerd is door de SVB (o.b.v. lopende pgbcontracten) geprognosticeerd op zo’n € 120 miljoen. Dit totaalbedrag zou hoger uit kunnen vallen doordat gedurende het jaar nog nieuwe pgb-contracten worden afgesloten. Tegelijkertijd worden PGB’s niet altijd 100% uitgenut, met als gevolg dat het geprognosticeerde bedrag ook lager kan uitvallen.
(1) Zie voor de meest recente cijfers CBS-publicatie Jeugdhulp 2018, 30 mei 2019.