Als de totale aard en omvang van de hulp vastgesteld is (stap 3 in het stappenplan), moet het college in stap 4 van het stappenplan bezien welk deel van dat totaal door ouders en de sociale omgeving van de jeugdige kan worden ingevuld. In artikel 2.3 Jeugdwet is dat terug te vinden in de woorden “de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen”.
De achtergrond van deze bepaling is blijkens de memorie van toelichting bij de Jeugdwet dat alle kinderen gezond en veilig moeten kunnen opgroeien, hun talenten ontwikkelen en naar vermogen participeren in de samenleving. Ouders zijn hiervoor eerst verantwoordelijk. De overheid komt in beeld als dit niet vanzelf gaat.
In de parlementaire geschiedenis is verder uitvoerig, maar wel in algemene termen, aandacht besteed aan de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen, ook wel eigen kracht genoemd. Het doel van het wetsvoorstel is, aldus de memorie van toelichting, het versterken van de eigen kracht van de jongere en van het zorgend en probleemoplossend vermogen van diens gezin en sociale omgeving.HTK 2012-2013, 33 684, nr. 3 pagina 2 e.v. Niet alleen moet voorkomen worden dat overheidsbemoeienis leidt tot zorgafhankelijkheid, maar die bemoeienis moet actief en maximaal bijdragen aan de eigen kracht van jongere, gezin en samenleving. Bemoeienis van buiten moet primair gericht zijn op herstel en versterking van de eigen kracht: in de nagestreefde eindsituatie is bemoeienis van buitenaf niet meer nodig volgens de wetgever. Dit vraagt om veel ruimte – vrijheid en verantwoordelijkheid – voor de professional. Vrijheid om naar bevind van zaken te handelen en het interventietraject af te stemmen op de specifieke situatie van de jeugdige en diens omgeving en het bij te sturen naargelang de ontwikkelingen daarin. Verantwoordelijkheid om het traject te richten op de doelstelling van herstel en versterking van het eigen probleemoplossend vermogen van de jeugdige, zijn ouders en maatschappelijke omgeving, opdat bemoeienis van buitenaf overbodig wordt. Hulp tot zelfhulp dus, zo dicht mogelijk bij de jeugdige, het liefst thuis in de lokale situatie.HTK 2012-2013, 33 684, nr. 3 pagina 115.
Uit de eerste regels van de memorie van toelichting bij de Jeugdwet, zoals geciteerd aan het begin van dit boek, kan worden geconcludeerd dat ouders het eerst verantwoordelijk zijn voor de opvoeding en verzorging van hun kind. Deze verplichting is voor gezaghebbende ouders ook vastgelegd in de wet: artikel 1:247 BW bepaalt dat het ouderlijk gezag de plicht en het recht van de ouder omvat zijn minderjarig kind te verzorgen en op te voeden. Ouders kunnen dus niet zonder meer een beroep doen op de gemeente voor hulp aan hun kind. Slechts wanneer van ouders niet mag worden verwacht dat ze nog in staat zijn hun kind te verzorgen en op te voeden bestaat aanleiding om hulp van overheidswege te bieden. Dit ligt besloten in het gebruik van de woorden “eigen mogelijkheden en probleemoplossend vermogen.” In de rechtspraak komt dit uitgangspunt naar voren in die zin dat van de gezaghebbende ouders meer mag worden verwacht dan van andere ouders.Rb. Overijssel 25 februari 2021, ECLI:NL:RBOVE:2021:849.
Het college van burgemeester en wethouders heeft bij het bepalen van de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de ouders volgens de parlementaire geschiedenis beoordelingsruimte. Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel in de Eerste Kamer heeft de staatssecretaris op vragen uit de Kamer het volgende hierover gezegd: “De eerste volzin van dat artikel legt met de woorden “indien naar het oordeel van het college een jeugdige of een ouder jeugdhulp nodig heeft” vast dat bij de vraag of iemand op een voorziening is aangewezen, net zoals dat in de Wmo het geval is, het oordeel van het college beslissend is. Bij deze bepaling mag de gemeente dus rekening houden met de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen.”EK 2013-2014, 33 684, nr. 5, pagina 73.
Volgens de parlementaire geschiedenis dient de rechter het standpunt van het college over de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen marginaal te toetsen. Uit de hierna nog te bespreken uitspraak Zwijndrecht I van de Centrale Raad van Beroep kan worden geconcludeerd dat deze de parlementaire geschiedenis op dat punt volgt. In die uitspraak oordeelt de Centrale Raad van Beroep dat het college voldoende zorgvuldig onderzoek heeft gedaan en deugdelijk heeft gemotiveerd dat de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de ouders toereikend zijn om zelf de aangevraagde hulp en ondersteuning te kunnen bieden. Het college heeft de voor deze zaak relevante factoren onderzocht en er bestond geen aanleiding om meer te onderzoeken. De Centrale Raad van Beroep hanteert hier een duidelijk marginale toets waarbij de ruimte die het college heeft wordt gerespecteerd.
Gemeenten hebben ook beleidsregels vastgesteld op het punt van de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen. Die beleidsregels zien vooral op het onderscheid tussen gebruikelijke en bovengebruikelijke hulp en het wegen van de financiële omstandigheden van het gezin. Deze onderwerpen komen hierna aan de orde.