Een andere vraag is of de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen toereikend zijn als ouders de hulp zelf kunnen regelen omdat ze financieel voldoende draagkrachtig zijn. De vraag doet zich dan voor of bij het bepalen van de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen het inkomen of vermogen van de ouders van de jeugdige of de jeugdige een rol kunnen spelen.
Volgens de rechtspraak dient het college voor de beoordeling of de eigen mogelijkheden toereikend zijn een aantal belangen mee te wegen. Dan gaat het onder meer om het belang van ouders om te voorzien in een inkomen, de belastbaarheid van ouders en de draagkracht van ouders, de behoefte en mogelijkheden van de jeugdige en die van de sociale omgeving van de jeugdige en zijn ouders.Rb. Overijssel 18 april 2016, ECLI:NL:RBOVE:2016:1379.
Als het college, mede op grond van deskundige advisering, tot de conclusie komt dat de door het sociaal netwerk verleende hulp te kwalificeren valt als jeugdhulp en toereikend is, moet het college onderzoeken of het verlenen van aanvullende hulp op grond van de Jeugdwet nog nodig is. Dit zal bijvoorbeeld het geval kunnen zijn als het aannemelijk is dat het sociaal netwerk weliswaar in staat en bereid is kwalitatief verantwoorde hulp te verlenen, maar uitsluitend als aan de daarvoor noodzakelijke randvoorwaarden is voldaan. In voorkomende gevallen moet er voldoende tijd en voldoende (financiële) middelen zijn om de benodigde hulp feitelijk te kunnen verstrekken.Rb. Gelderland 4 juli 2017, ECLI:NL:RBGEL:2017:3439.
Ouders moeten aannemelijk maken dat zij op eigen kracht, met inzet van het sociaal netwerk en de getroffen voorzieningen in natura niet voor de opvoeding en verzorging van de jeugdige kunnen zorgdragen. Het persoonsgebonden budget is niet bedoeld om het inkomen van de ouders van de jeugdige aan te vullen, zeker niet als blijkt dat een ouder nooit werkzaamheden ter aanvulling van het gezinsinkomen heeft verricht. In die situatie is er geen aanleiding te veronderstellen dat die ouder door het wegvallen van een persoonsgebonden budget weer werkzaamheden zou moeten oppakken om het gezinsinkomen aan te vullen.Rb. Rotterdam 5 februari 2018, ECLI:NL:RBROT:2018:702.
Een persoonsgebonden budget is weliswaar niet bedoeld om inkomen te verwerven, maar dat inkomen speelt wel een rol bij de afweging of de eigen mogelijkheden of het probleemoplossend vermogen toereikend zijn, met name als er moet worden gekozen tussen het verlenen van jeugdhulp of het verkrijgen van een inkomen. Immers, als het gezinsinkomen te laag is en de moeder als gevolg daarvan meer zal moeten gaan werken om in het dagelijkse levensonderhoud te kunnen blijven voorzien, is zij niet in staat de jeugdige de zorg en begeleiding te geven die zij hem nu geeft.Rb. Rotterdam 5 februari 2018, ECLI:NL:RBROT:2018:689.
De Centrale Raad van Beroep heeft zich in twee zaken uitgelaten over de vraag of een financiële draagkrachtmeting is toegestaan. Beide zaken hadden betrekking op besluiten van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zwijndrecht. Dat college voert een beleid waarbij de financiële positie van ouders wordt betrokken in de afweging of de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen toereikend zijn. Via een computerprogramma wordt berekend of ouders in financiële problemen komen als een van de ouders minder gaat werken om meer voor de jeugdige te kunnen zorgen. In beide zaken Zwijndrecht stond vast dat de hulp die ouders boden bovengebruikelijk was. De rechtbank volgde in beide zaken het standpunt van het college dat de eigen mogelijkheden toereikend zijn en dat er overigens ook geen omstandigheden zijn die een voorziening noodzakelijk maakten.
In Zwijndrecht ICRvB 17 juli 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:2362. oordeelde de Centrale Raad van Beroep dat het college heeft onderzocht en beoordeeld of de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen toereikend zijn. Nadat de Centrale Raad van Beroep die overwegingen van het college heeft samengevat komt hij tot het:
oordeel dat het college hiermee voldoende zorgvuldig onderzoek heeft gedaan en deugdelijk heeft gemotiveerd dat de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de ouders van appellant toereikend zijn om zelf de aangevraagde hulp en ondersteuning te kunnen bieden. Het college heeft de voor deze zaak relevante factoren onderzocht en er bestond geen aanleiding om meer te onderzoeken.
Een van de overwegingen die het college had gemaakt om tot zijn besluit te komen, was het belang van ouders om te voorzien in een eigen inkomen. Uit deze uitspraak heeft de rechtspraak en de doctrine afgeleid dat het college bij het beoordelen van de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen de financiële draagkracht van ouders mocht betrekken. Dat bleek echter een onjuiste uitleg van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep.
In Zwijndrecht II overweegt de Centrale Raad van Beroep namelijk dat de in artikel 2.3, eerste lid, Jeugdwet bedoelde maatstaven eigen mogelijkheden en probleemoplossend vermogen van de ouder(s) geen ruimte bieden voor een beoordeling van de financiële draagkracht van een gezin om zelf jeugdhulp te kunnen verlenen. Een dergelijke vergaande interpretatie vindt volgens de Centrale Raad van Beroep in de tekst noch in de geschiedenis van totstandkoming van de Jeugdwet steun. Het oordeel dat een dergelijke interpretatie wel mogelijk is, gaat de rechtsvormende taak van de rechter te buiten. Een andersluidende opvatting valt niet af te leiden uit Zwijndrecht I volgens de hoogste bestuursrechter, die op dezelfde dag in een hoger beroep inzake de gemeente Papendrecht op dezelfde wijze oordeelde.CRvB 26 mei 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1326.
De uitspraak Zwijndrecht II is in ieder geval duidelijk: de Jeugdwet staat niet een meting van de financiële draagkracht van ouders toe. Betekent dat nu ook dat het college bij de beoordeling van de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen nooit rekening zou kunnen houden met de financiële mogelijkheden van ouders? Dat lijkt niet het geval. Er kunnen zich wel degelijk omstandigheden voordoen waarin de financiën wel een rol spelen. Dat kan bijvoorbeeld zijn in een situatie waarin ouders, om hulp te kunnen bieden aan hun kind, minder moeten gaan werken en daardoor minder inkomsten genereren. Als ze daardoor financieel in de problemen zouden kunnen komen en daarom afzien van de eigen inzet van hulp, zal het college onder omstandigheden toch een voorziening moeten treffen. De eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen zullen toch niet zover gaan dat het college mag verwachten dat iemand afziet van zijn grondrecht op arbeid om hulp te bieden aan het kind, een en ander binnen de grenzen van artikel 1:247 BW.
Uit de rechtspraak na Zwijndrecht II kan inderdaad worden geconcludeerd bij de beoordeling van de eigen mogelijkheden de financiële situatie een rol kan spelen: alle omstandigheden van het geval moeten in de besluitvorming moeten worden betrokken, waaronder naast onder meer de behoefte en de mogelijkheden van ouders, de draagkracht van de ouder, ook het belang van de ouder om te voorzien in een inkomen.Rb. Overijssel 13 april 2022, ECLI:NL:RBOVE:2022:1009. Wanneer echter blijkt dat de benodigde hulp kan worden geboden én het inkomen van ouders voldoende is om te voorzien in de kosten van de huishouding, zijn de eigen mogelijkheden van ouders voldoende.Rb. Noord-Holland 12 september 2022, ECLI:NL:RBNHO:2022:8086.
De wens van een van de ouders om in eigen inkomen te voorzien, is hierbij niet van belang. Beoordeeld moet namelijk worden of de ouder een gedwongen keuze moet maken tussen de zorg voor jeugdige en het verwerven van extra inkomen. Als blijkt dat ouders, naast hun werk, in staat zijn te zorgen voor hun kind dan zal niet snel sprake zijn van een situatie waarin het college via een persoonsgebonden budget de hulp moet bieden. De eigen verantwoordelijkheid van ouders om problemen zelf op te lossen, staat voorop.Rb. Zeeland-West-Brabant 15 november 2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:6792.