Bij het opleggen van een bestuurlijke boete moet de mate van verwijtbaarheid worden beoordeeld. En dat is behoorlijk lastig! Dit zijn begrippen uit het strafrecht, die we nu in het bestuursrecht moeten toepassen. Daar moeten we nog de nodige ervaring mee opdoen. Om u te helpen geven we hier een overzicht van 7 voorbeelden waarin grove schuld volgens de Centrale Raad van Beroep (CRvB) is aangetoond.
Containers verzenden ECLI:NL:CRVB:2016:3020
Betrokkene is gedurende een periode van drie jaar betrokken geweest bij de verzending van ingezamelde pakketten in containers naar de Dominicaanse Republiek en de bijbehorende administratie. Volgens betrokkene een vriendendienst. Op grond van vaste rechtspraak (ECLI:NL:CRVB:2012:BW5646) is het verrichten van op geld waardeerbare activiteiten een omstandigheid die voor het recht op bijstand van belang kan zijn, ongeacht de intentie waarmee die werkzaamheden worden verricht en ongeacht of, uit die werkzaamheden, daadwerkelijk inkomsten worden genoten. Het feit dat ze niet direct openheid van zaken heeft gegeven en het onderzoek heeft belemmerd door tegenstrijdige verklaringen af te leggen, is niet voldoende om opzet aan te nemen.
Verkoop op Marktplaats ECLI:NL:CRVB:2016:4290
Betrokkene heeft in een periode van anderhalf jaar 3.629 advertenties geplaatst op Marktplaats voor partijen goederen, met een waarde variërend van € 0 tot 50. Bovendien heeft hij gedurende anderhalf jaar 138 kavels rommelmarktspullen en partijen via de website NEDveiling.nl aangekocht. Hij heeft verklaard al 20 jaar op rommelmarkten te staan. Tijdens de intake heeft hij gemeld dat hij zijn petekind helpt met vervoer als hij naar rommelmarkten gaat, maar hij heeft niets gemeld over het zelf verkopen van goederen.
Vermogen op bankrekening ECLI:NL:CRVB:2016:12
Betrokkenen hebben verzuimd een rekening met vermogen te melden. Grove schuld kon hier worden aangenomen omdat betrokkenen in de periode van 27 december 2012 tot en met 2 januari 2013 een bedrag van 22.000,- euro hebben opgenomen, terwijl ze zich op 27 december 2012 hebben gemeld voor bijstand en de aanvraag op 4 januari 2013 hebben ondertekend en ingediend.
Gezamenlijke huishouding ECLI:NL:CRVB:2016:8
Reeds bij de aanvraag woonde betrokkene met J en M in één huis. Toch heeft betrokkene dit niet gemeld op het aanvraagformulier en ook niet bij het intakegesprek waar de woonsituatie wel duidelijk is besproken. Pas negen maanden later heeft hij zelf aangegeven dat J en M bij hem inwoonden.
Werk met VOG ECLI:NL:CRVB:2016:2706
Betrokkene heeft op 10 juli 2013 een arbeidsovereenkomst ondertekend en in de maanden juli en augustus gewerkt. Volgens betrokkene wist het college van de werkzaamheden, aangezien hij een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) had aangevraagd. Uit een aanvraag voor een VOG, nog daargelaten dat deze is aangevraagd bij een andere gemeentelijke instantie (afdeling burgerzaken gemeente Rotterdam) kan niet worden afgeleid dat de aanvrager een arbeidsovereenkomst heeft gesloten, werkzaamheden heeft verricht en daaruit inkomsten heeft ontvangen.
Woont niet op uitkeringsadres ECLI:NL:CRVB:2016:2917
Betrokkene woonde niet op het adres dat hij had opgegeven bij de aanvraag van de uitkering. Hij voert aan dat hij vaak bij familie verbleef, wat gebruikelijk is in zijn cultuur. Uit onderzoek bleek dat het waterverbruik in een half jaar tijd 1 m3 was. De koelkast was leeg, er was geen eten en drinken en geen huishoudelijk afval. Niettemin heeft betrokkene op 11 april 2013, voorafgaand aan het huisbezoek, verklaard dat hij in de woning vrijwel dagelijks zijn ontbijt klaar maakt, ’s avonds een meegebrachte en in de magnetron opgewarmde maaltijd nuttigt, in de woning doucht en er tevens de nacht doorbrengt.
Verblijf in Irak ECLI:NL:CRVB:2016:3395
Betrokkenen ontvingen bijstand naar de norm gehuwden. Er is een boete opgelegd vanwege schending van de inlichtingenplicht, omdat betrokkenen een periode van vier weken in Irak verbleven zonder dit te melden. Betrokkenen hebben niet aannemelijk gemaakt dat meneer ervan uit kon gaan dat hij kon volstaan met een melding bij Westrom, waar hij in het kader van de re-integratie zou gaan werken. De korte duur van het verblijf in het buitenland leidt niet tot een ander oordeel.
Bij het beoordelen van de mate van verwijtbaarheid heeft het college terecht overwogen dat meneer in verband met een eerder verblijf in Irak in datzelfde jaar ervan op de hoogte was dat hij een voorgenomen verblijf in het buitenland vooraf bij het college diende te melden. De omstandigheid dat het om een kort verblijf in Irak ging doet aan het voorgaande niet af.