Tussen 2015 en 2019 zijn de gemeentelijke uitgaven aan de jeugdzorg met 50% gestegen, resulterend in een structureel tekort bij gemeenten van 1,7 miljard euro. Daarnaast loopt het in 2020 ingevoerde abonnementstarief voor maatschappelijke ondersteuning nu al uit de pas met de ramingen van VWS. Op beide punten wil het nieuwe kabinet actie ondernemen.
Het coalitieakkoord vermeldt:
"Goede, tijdige en passende jeugdzorg, met een belangrijke rol voor de eigen omgeving, voorkomt zwaardere zorg. We bakenen duidelijk af wat we onder jeugdzorg verstaan en gemeenten worden in staat gesteld om dit te leveren. Gespecialiseerde jeugdzorg (waaronder jeugd-GGZ) wordt centraler ingekocht."
"Het abonnementstarief heeft geleid tot een beperking van stapeling van zorgkosten en is transparant en eenvoudig in de uitvoering. Door stijgend gebruik van de huishoudelijke hulp staat de beschikbaarheid van voorzieningen onder de Wmo onder druk. Daarom werken we naar een eerlijkere eigen bijdrage voor de huishoudelijke hulp met landelijke normen en met oog voor betaalbaarheid van lage- en middeninkomens. Hierdoor blijven hulp en ondersteuning beschikbaar."
Het coalitieakkoord spreekt over een duidelijke afbakening wat onder jeugdzorg wordt verstaan. Dit sluit aan bij het rapport ‘Stelsel in groei’, dat in opdracht van het Rijk en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten is uitgevoerd. Uit het onderzoek blijkt dat er stevig wordt ingezet op preventie en vroegsignalering, in de veronderstelling dat kosten binnen de Jeugdwet daardoor zouden dalen. In plaats van een daling van kosten, is echter sprake van een stijgend voorzieningenniveau en daarmee stijgende kosten. Daarnaast volgt uit het onderzoek dat in de Jeugdwet niet altijd goed duidelijk is welke zorg nodig is, waardoor onbedoeld langere trajecten ontstaan en daarmee een hoger voorzieningenniveau. De onderzoekers concludeerden echter dat een eventuele aanpassing van het voorzieningenniveau een afweging op politiek niveau vraagt. Die handschoen pakt Rutte IV met dit coalitieakkoord op.
Ten aanzien van de voornemens op het terrein van de jeugdzorg heeft Rutte III al een deel van het benodigde voorwerk gedaan. Zo lag in 2020 het Wetsvoorstel Verbetering beschikbaarheid jeugdigen ter consultatie voor. Het Wetsvoorstel voorziet onder meer in het verplicht opstellen van een gezamenlijke regiovisie, waarin tenminste wordt ingegaan op de organisatie van kinderbeschermingsmaatregelen, jeugdreclassering en bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur te bepalen vormen van jeugdhulp. Deze hulp moet regionaal ingekocht worden, door een regionale entiteit. Gemeenten moeten daarnaast bovenregionaal afstemmen over andere, specifieke vormen van jeugdhulp. Het streven is om te starten met 42 regio’s, waarbij op termijn tot een ‘overzichtelijker aantal’ gekomen moet worden. Rutte III heeft het Wetsvoorstel – na ontvangst van 274 reacties op de internetconsulatie – in maart 2021 ter advies voorgelegd aan de Raad van State. Uiteraard zullen wij de ontwikkelingen op dit terrein blijven volgen.
Sinds 1 januari 2020 betalen afnemers van Wmo 2015-zorg een eigen bijdrage van maximaal € 19,- per maand, ongeacht het inkomen, vermogen en de benodigde hoeveelheid hulp dan wel ondersteuning. Het draagvlak onder gemeenten voor het abonnementstarief is echter laag. Gemeenten menen dat het Rijk met de invoering van het abonnementstarief sturingsmogelijkheden van gemeenten afsnijdt, maar dat niet (voldoende) compenseert (zie bijvoorbeeld de gemeente Krimpen). Rutte IV doet in het coalitieakkoord de toezegging het abonnementstarief aan te passen, hoewel onduidelijk blijft wat zij daarbij voor ogen heeft.
De Vereniging van Nederlandse Gemeenten heeft het nieuwe kabinet alvast op weg willen helpen en heeft twee weken geleden een voorstel gedaan voor de herziening van het abonnementstarief. Dat voorstel komt erop neer dat huishoudelijke hulp, hulpmiddelen en woningaanpassingen weer inkomensafhankelijk worden terwijl de overige Wmo-voorzieningen met een meer zorgkarakter onder het huidige abonnementstarief blijven vallen. Een alternatief is dat de financiële draagkracht onderdeel wordt van de toegangscriteria bij voorzieningen zoals huishoudelijke hulp, hulpmiddelen en woningaanpassingen. Daarbij willen de gemeenten met ingang van 2022 volledig gecompenseerd worden voor alle extra uitgaven die zij hebben als gevolg van het abonnementstarief. Het valt te bezien wat de nieuwe minister van VWS met deze suggesties gaat doen.