Het wetsvoorstel terugkeer en vreemdelingenbewaring introduceert een bestuursrechtelijk kader voor vreemdelingenbewaring, dat de vreemdelingenbewaring buiten de werkingssfeer van de penitentiaire wetgeving brengt. Dit wetsvoorstel stamt uit 2015 en ligt sinds 2018 in de Eerste Kamer. De regering heeft vervolgens naar aanleiding van de behandeling in de Eerste Kamer in 2020 een nieuw wetsvoorstel (novelle) ingediend bij de Tweede Kamer, waarmee het eerdere wetsvoorstel wordt gewijzigd.
Met het wetsvoorstel dat de regering nu voor advies aan de Afdeling advisering van de Raad van State heeft voorgelegd (de nota van wijziging), wordt deze novelle gewijzigd. De regering wil op deze wijze het wetsvoorstel terugkeer en vreemdelingenbewaring actualiseren. Dit doet de regering onder meer door het wetsvoorstel in overeenstemming te brengen met de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) en onderdelen van de Penitentiaire beginselenwet. De nota van wijziging bevat daarnaast bevoegdheden om in uitzonderlijke omstandigheden bij ministeriële regeling af te wijken van het recht van de vreemdeling op bewegingsvrijheid, dagbesteding en bezoek.
De Afdeling merkt op dat de voorgestelde afwijkingsbevoegdheden kunnen leiden tot een vergaande inmenging in de grondrechten van vreemdelingen. Daarom moet de regering zorgvuldig afwegen of deze bevoegdheden wel noodzakelijk zijn. Het wetsvoorstel terugkeer en vreemdelingenbewaring bevat namelijk al verschillende mogelijkheden om de rechten van vreemdelingen in te perken. De toelichting bij de nota van wijziging gaat niet in op de toegevoegde waarde van de voorgestelde afwijkingsbevoegdheden ten opzichte van deze al bestaande bevoegdheden. De Afdeling adviseert de regering om in de toelichting het voorstel op dit punt alsnog te motiveren en zo nodig de nota van wijziging aan te passen.
Daarnaast valt op dat de afwijkingsbevoegdheden qua formulering en bijbehorende toelichting op een vorm van noodrecht lijken. Een aanwijzing in deze richting biedt het voorbeeld dat de regering geeft van een uitzonderlijke omstandigheid: een plotselinge uitbraak van een pandemie. Of daadwerkelijk sprake is van noodrecht maakt de toelichting echter niet duidelijk. De Afdeling adviseert de regering dit te verduidelijken en daarbij uiteen te zetten hoe de voorgestelde bepalingen zich verhouden tot het algemene kader voor staatsnoodrecht.
De Afdeling maakt ook enkele opmerkingen over de bepalingen over gegevensverwerking die met de nota van wijziging worden aangevuld. Zij adviseert de regering om de omvang van de grondslagen voor gegevensverwerking en de bijbehorende waarborgen nader te specificeren in de wettekst en de noodzaak en proportionaliteit van de grondslagen nader te motiveren. Ook adviseert zij om in de wet vast te leggen hoe het onderzoek wordt verricht naar voorwerpen die een vreemdeling meevoert of ontvangt, gelet op de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer en het recht op eigendom die met zo’n onderzoek gepaard gaat.
De Afdeling merkt verder op dat de toelichting bij de nota van wijziging niet ingaat op de verhouding van het wetsvoorstel tot het Europese Asiel- en Migratiepact. In dit pact zijn verordeningen en een richtlijn opgenomen die ervoor moeten zorgen dat de instroom van asielzoekers naar Nederland en andere Europese lidstaten wordt beperkt en de lasten tussen EU-lidstaten beter worden verdeeld. Het Europese Asiel- en Migratiepact wordt op 12 juni 2026 van toepassing.
De Afdeling adviseert de regering om alsnog een toelichting te geven op de verhouding met het Asiel- en Migratiepact en de nota van wijziging zo nodig aan te passen, zodat het wetsvoorstel terugkeer en vreemdelingenbewaring voldoet aan de nieuwe Europese regels.
In verband met deze opmerkingen is aanpassing van de nota van wijziging en de toelichting wenselijk.