Menu

Filter op
content
PONT Zorg&Sociaal

0

Beëindiging van een ondertoezichtstelling wegens verstoorde verstandhouding?

Een ondertoezichtstelling geldt telkens voor de duur van een jaar. Als langer dan een jaar nodig blijkt kan de gecertificeerde instelling (GI) een verzoek doen om verlenging van de ondertoezichtstelling. Tussentijds kan de kinderrechter een ondertoezichtstelling opheffen als de grond voor de ondertoezichtstelling niet langer wordt vervuld. Dat staat in artikel 1:261 BW. Het verzoek tot opheffing kan door de GI worden gedaan, maar als de GI dat niet doet kan het verzoek ook worden gedaan door de raad voor de kinderbescherming, de met gezag belaste ouder en de minderjarige. In een casus die heeft geleid tot een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant doet de GI het verzoek. De reden tot het verzoek is de ernstig verstoorde verhouding tussen GI en de moeder van het onder toezicht gestelde kind. Deze beschikking is de aanleiding voor een korte bespreking.

15 september 2023

De casus

Het betreft een kind van inmiddels 16 jaar dat al 10 jaar onder toezicht is gesteld. De GI (Leger des Heils jeugdbescherming en reclassering) voert de ondertoezichtstelling uit. De minderjarige verblijft bij haar vader, er is omgang met de moeder. Het gezag van de moeder is in 2022 beëindigd. Na al die jaren zijn er nog steeds zorgen over het onbelaste contact van de minderjarige met de moeder. Ook de weerbaarheid van de minderjarige behoeft aandacht. De verhouding tussen ouders is ernstig verstoord. Maar niet alleen tussen ouders is de verhouding verstoord, ook de verhouding tussen de GI en de moeder is ernstig verstoord. Zo ernstig zelfs dat de GI handelingsverlegen is. Er is een impasse ontstaan en de doelen van de ondertoezichtstelling zijn compleet uit beeld geraakt. De GI is tot de conclusie gekomen dat de ondertoezichtstelling niet langer bijdraagt aan het behalen van de doelen van de ondertoezichtstelling, waaronder het realiseren van onbelast contact tussen de moeder en de minderjarige. Daarbij komt dat de belasting die deze strijd met de moeder met zich meebrengt voor de medewerkers van de GI niet meer in verhouding staat tot een eventueel nog te behalen resultaat. De GI verzoekt de kinderrechter dan ook de ondertoezichtstelling op te heffen. De GI ziet wel mogelijkheden in en vrijwillig kader.

De beoordeling van de rechtbank (1)

De rechtbank heeft begrip voor de GI: er is een hoge werkdruk en de verhouding tussen de GI en de moeder brengt een zware belasting met zich mee. Maar de rechtbank is van oordeel dat de oplossing niet in een vrijwillig kader kan worden gevonden. Er is sprake van een complexe situatie en de minderjarige is nog niet voldoende weerbaar om zelf keuzes te maken en tussen haar ouders door te laveren. Bovendien is er nog geen definitieve omgangsregeling tussen de minderjarige en haar moeder. Er is nu een beperkte, begeleide omgang en bij de vader leven zorgen over de belasting van de minderjarige door de moeder en de gevolgen daarvan op termijn. De vader zal een eventueel door de rechtbank vast te stellen omgangsregeling niet kunnen implementeren en de ouders kunnen dat samen niet. Een professionele instantie zal dus regie moeten voeren en ouders en de minderjarige moeten bijstaan. Implementatie in een vrijwillig kader acht de rechtbank niet voldoende. Het verzoek tot beëindiging van de ondertoezichtstelling wordt afgewezen.

Noot

Dit moet voor de minderjarige een schrijnende situatie zijn: er is al 10 jaar sprake van een ondertoezichtstelling, zo te lezen het gevolg van strijd tussen haar ouders. De GI, die de zaak ten goede zou moeten keren, is niet meer in staat om dat te doen en vindt dat dit wordt veroorzaakt door de ernstig verstoorde relatie tussen de moeder en de GI. Hoewel het lastig is hierover wat te zeggen omdat niet alle ins en outs van de zaak in de beschikking te lezen zijn, lijkt de oplossing die de GI ziet niet de meest voor de hand liggende oplossing. Als immers in een gedwongen kader geen oplossing geboden kan worden, mag toch zeker niet verwacht worden dat de oplossing in een vrijwillig kader wel gevonden kan worden. De GI kan immers dwangmiddelen inzetten die in een vrijwillig kader niet ingezet kunnen worden. Probleem daarbij is wel dat sommige dwangmiddelen, zoals schriftelijke aanwijzingen, alleen gericht kunnen worden aan de gezaghebbende ouder en de minderjarige. De moeder heeft in deze casus geen gezag meer. De GI zou wel de omgang tussen moeder en de minderjarige kunnen beperken maar de vraag is of dat in deze casus de beste oplossing is.

1 Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 1 september 2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:6097

Artikel delen

Reacties

Laat een reactie achter

U moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.