Regelmatig gaat in de praktijk bij bezwaarprocedures aandacht uit naar de vraag of een bezwaar gegrond of ongegrond is. Bijvoorbeeld als een wethouder of gemeentesecretaris toch echt wil weten welk van deze ‘labels’ aan de zaak dient te hangen. Of bij een mandaatbesluit en/of interne taakverdeling, waarin de kwestie wie de beslissing op bezwaar namens het bestuursorgaan moet afhandelen hiervan afhangt. En ook in bezwaar(commissie)-jaarverslagen wordt wel in aantallen/percentages gegronde, ongegronde en/of deels gegronde bezwaarschriften gedacht. Goede reden is er echter om deze terminologie los te laten. (1) Om dit loslaten in de praktijk te proberen te bewerkstelligen, kan je een inhoudelijk verhaaltje over verlengde besluitvorming en rechtsbescherming afsteken, maar is een recente uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State met daarin een kort en krachtig statement over waar het bij (de uitkomst van) een beslissing op bezwaar wel om gaat, wellicht nuttiger. (2) Vandaar deze korte jurisprudentie-signalering.
In deze zaak gaf de appellant aan dat diens bezwaar onterecht niet gegrond is verklaard, omdat dit bezwaar zag op een last onder bestuursdwang die in de beslissing op bezwaar is ingetrokken. De Afdeling:
“Artikel 7:11, eerste lid, van de Awb noopt niet tot een al dan niet gegrondverklaring van een ontvankelijk bezwaar, maar tot een heroverweging van het bestreden besluit. Ook voor de vergoeding van de kosten die [appellant] in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, is niet relevant of zijn bezwaar gegrond was, maar of het bestreden besluit is herroepen wegens aan het college te wijten onrechtmatigheid (artikel 7:15, tweede lid, van de Awb). Dat het college gebruik heeft gemaakt van de bevoegdheid om in het kader van een volledige heroverweging de last onder bestuursdwang in te trekken en te vervangen door een last onder dwangsom, betekent niet dat het besluit van 15 november 2016 is herroepen wegens een aan het college te wijten onrechtmatigheid” (cursiveringen toegevoegd). (3)
De wel logische terminologie staat gewoon in de Algemene wet bestuursrecht: relevant is, indien sprake is van een ontvankelijk bezwaar, dat een heroverweging van het bestreden besluit plaats moet vinden en dat, voor zover die heroverweging er aanleiding toe geeft, een herroeping van het bestreden besluit moet plaatsvinden. En voor zover nodig moet dan een nieuw besluit in de plaats ervan worden genomen. (4)
Waarom dit een geschiktere aanvliegroute voor de beslissing op bezwaar is, wordt helder uiteengezet in het document Professioneel behandelen van bezwaarschriften van het ministerie van BZK:
“Bestuursorganen hebben de neiging om een bezwaar alleen gegrond te verklaren als ze het bestreden besluit herroepen. De kwalificatie van het bezwaar volgt dan de beslissing over het bestreden besluit. Soms wordt een besluit herroepen vanwege een gebrek dat niet door de bezwaarmaker naar voren is gebracht. Past dan ook de terminologie ‘gegrond’? En het kan gebeuren dat een besluit in stand blijft, terwijl in het bezwaarschrift terecht wordt betoogd dat het op het moment waarop het tot stand kwam onrechtmatig was; op grond van gewijzigde omstandigheden kan het besluit op het moment van de heroverweging alsnog rechtmatig zijn.
Duidelijk is dat de terminologie ‘gegrond’ en ‘ongegrond’ wringt en beter vermeden kan worden. Het verdient dan ook de voorkeur om in het besluit op het bezwaar wel te vermelden of het bezwaar al dan niet ontvankelijk is, maar de kwalificatie van het bezwaar als gegrond of ongegrond achterwege te laten en het oordeel te beperken tot het al of niet herroepen van het besluit. Waar het op aankomt, is of het bezwaar aanleiding vormt om het bestreden besluit te herroepen. Dat moet blijken uit de beslissing op het bezwaar. En is sprake van herroepen, dan moet uit het besluit op bezwaar tevens blijken wat dat inhoudt.” (5)
Een voorbeeld van het loslaten van de terminologie gegrond/ongegrond, biedt het jaarverslag over 2020 van de Commissie voor de behandeling van bezwaarschriften van de gemeente Haarlem. Daarin wordt aangegeven dat de commissie in 2019 het dictum van de adviezen heeft gewijzigd: niet langer is gebruikelijk om te spreken van ‘gegrond’ of ‘ongegrond’, maar wordt, indien het bezwaar ontvankelijk is, gesproken van het in stand laten dan wel (deels) herroepen van het bestreden besluit. (6)
(1) Kennelijke ongegrondheid daargelaten. Zie daarover immers artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (over het afzien van het horen van een belanghebbende).
(2) ABRvS 17 november 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2581.
(3) Rechtsoverweging 3.1.
(4) Artikel 7:11 Awb. De reden van de herroeping (in de zin van: wel/geen aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid) is relevant in het kader van vergoeding van de kosten van het bezwaar maken (zie artikel 7:15, tweede lid, Awb en de in deze bijdrage geciteerde rechtsoverweging van de ABRvS).
(5) Professioneel behandelen van bezwaarschriften. Handleiding voor het oplossingsgericht behandelen van bezwaarschriften, Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 2014, p. 110-111.
(6) Jaarverslag 2020. Commissie voor de behandeling van bezwaarschriften, Gemeente Haarlem 2021, p. 7 (te downloaden via: https://gemeentebestuur.haarlem.nl/informatie-over/adviescommissies-voor-bezwaarschriften/).