Over het hele land verspreid zijn er initiatieven op het gebied van zorg en buurtverbetering door de burgers zelf. In de vorm van burgercoöperaties of ondernemersbedrijven. Dat is een opmerkelijke ontwikkeling. Kennelijk zijn wij met zijn allen toch niet een samenleving die de trend van individualisering en toenemend sociaal isolement van gezinnen gelaten accepteert. En zijn we op het lokale niveau van buurt en dorp vaak in staat om niet alleen problemen en mogelijkheden te signaleren, maar ook om contact met elkaar te maken en om samen initiatieven te nemen. Je wordt er een beetje optimistisch van.
Dat optimisme wordt nog versterkt als je bedenkt dat deze ontwikkeling gunstige effecten heeft op hoe onze kinderen opgroeien.
Hoezo? Ja, het klopt dat dat aspect van deze ontwikkeling nog maar weinig aandacht krijgt.
Wat is het geval? We willen graag dat onze kinderen zich sociaal en moreel gunstig ontwikkelen. Dat wil zeggen dat ze opgroeien tot burgers die verantwoordelijkheid kunnen en willen nemen voor zichzelf en anderen. Dat is wat ontwikkelingspsychologen een gunstige sociale en morele ontwikkeling noemen.
Maar voor die ontwikkeling is nodig dat kinderen opgroeien in een sociale omgeving waarin ze veel met dat verantwoordelijkheidsgedrag in aanraking komen. Hoe meer ze meemaken dat mensen, oudere kinderen en volwassenen, verantwoordelijkheid voor elkaar nemen, hoe groter de kans dat ze zelf ook het vermogen tot dat gedrag en de motivatie er voor ontwikkelen.
Kinderen behoren dus in een verantwoordelijkheidsgemeenschap op te groeien. Zoals die er in het verleden ook vaak als vanzelfsprekend was. Maar dat is verleden tijd. Iedereen woont ergens, maar brengt het leven vooral door binnen het eigen gezin en op het werk. De buurt betekent vaak maar weinig. Dat betekent voor kinderen dat hun sociale omgeving vooral bestaat uit die van het eigen gezin en die van hun leeftijdsgenoten op school. Ook al omdat kinderen nog maar weinig buiten op straat spelen.
Wij zijn daar zo aan gewend geraakt dat we het normaal vinden. Maar dat zouden we niet moeten doen.
Want het is bekend dat kinderen gunstiger opgroeien als het gezin minder sociaal geïsoleerd is. Opgroeien in een sociale en hulpvaardige buurt, een buurt waar mensen elkaar kennen en elkaar wel eens bijstaan, helpt kinderen bij hun morele ontwikkeling. Ze leren er door dat kennelijk mensen elkaar vertrouwen en voegen zich naar wat ze om zich heen zien. En in minder sociale buurten voegen ze zich naar heel ander gedrag. Lees ook mijn blogs: Meer aanwijzingen voor wat een sociale buurt bijdraagt aan morele ontwikkeling van kinderen en Sociale ontwikkeling en pro-sociaal gedrag.
Vanuit het gezichtspunt van wat kinderen nodig hebben, geeft dat te denken over die burgercoöperaties en bewonersbedrijven. Het is van groot belang om in te zien dat een onbedoeld neveneffect van zulke lokale initiatieven is dat ze bijdragen tot een gunstige sociale opgroei-omgeving voor kinderen. Kinderen zien en maken mee dat mensen in de buurt zich samen en voor elkaar inspannen om problemen op te lossen en de buurt te verbeteren. En van voorleven leren kinderen vele malen meer dan van opvoeding door de ouders.
Beleidsmatig gezien betekent dit meer dan je misschien zou denken. Want het jeugdbeleid zou dus deze ontwikkeling van lokale burgerinitiatieven niet alleen moeten toejuichen, maar misschien ook wel actief moeten bevorderen. Anders gezegd, buurtbeleid is ook altijd automatisch jeugdbeleid.
Vandaar dat ik er in een vorige rol zo voor pleitte om niet Centra voor Jeugd en Gezin, maar Centra voor Buurt, Jeugd en Gezin, te gaan oprichten. De Haagse ambtenaren waar ik toen mee overlegde, waren het daar inhoudelijk wel mee eens, maar zagen als onoverkomelijk bezwaar dat de buurt bij een ander ministerie hoorde. Dus ging het niet door. Jammer was dat.