De Jeugdwet, Participatiewet en Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) verplichten u als gemeente om actief invulling te geven aan burger- en overheidsparticipatie. Fawzi Salih heeft voor u per wet de belangrijkste punten op een rij gezet.
Jeugdwet (artikel 2.10)
U toetst en publiceert jaarlijks de cliënttevredenheid. Over de methode van meting overlegt u met cliëntenorganisaties.
U betrekt ouders, jeugdigen, cliëntenorganisaties en overige burgers bij de voorbereiding en uitvoering van jeugdhulp, -bescherming en -reclassering. Zij moeten in een zeer vroeg stadium van de beleidsontwikkeling de agenda kunnen bepalen. Hierbij is het belangrijk dat u ze voorziet van relevante informatie.
U bent verplicht advies te vragen aan cliëntenorganisaties over jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdreclassering. Het ontwerpplan is een van de zaken waarover u advies gevraagd moet vragen.
U moet de ideeën, wensen en opvattingen kleine groepen en minder mondige burgers meenemen in de beleidsontwikkeling.
Participatiewet (artikel 47) en Wmo 2015 (artikel 2.1.3 – lid 3, Wmo 2015)
In de verordeningen Wmo 2015 en Participatiewet neemt u regels op over de wijze waarop u met burgers en cliëntenorganisaties wilt overleggen. De tekst van beide wetsartikelen is grotendeels hetzelfde. Aandachtspunten zijn:
U stelt burgers en cliëntenorganisaties in de gelegenheid om beleidsvoorstellen te doen en gevraagd en ongevraagd advies uit te brengen over onder andere de verordening.
U ondersteunt burgers en cliëntenorganisatie om hun participerende rol efectief te vervullen.
U biedt burgers en cliëntenorganisatie de ruimte om periodiek mee te doen aan overleg en hiervoor agendapunten aandragen.
U voorziet burgers en cliëntenorganisaties van de benodigde informatie, zodat zij een adequate bijdrage kunnen leveren aan het overleg.