Recent publiceerde het ministerie van VWS een onderzoek (1) naar vormen van jeugdzorg die dreigen te verdwijnen door de versnipperde inkoop door gemeenten. Het ministerie bereidt een wijziging van de jeugdwet voor om gemeenten te verplichten de meest specialistische vormen van jeugdzorg samen te (blijven) inkopen. Deze wetswijziging moet voorkomen dat deze vormen van hoogspecialistische jeugdzorg verdwijnen of niet voldoende tot ontwikkeling komen. Ook voorziet de wetswijziging in bovenregionale afstemming over jeugdzorgvormen waarvoor zelfs de schaal van de een jeugdregio (daarvan zijn er 42 in Nederland) onvoldoende is om continuïteit te borgen. Vooruitlopend op wetswijziging heeft de VNG medio 2020 al een resolutie aangenomen. Die resolutie roept gemeenten op om in jeugdregio’s en samen met jeugdhulpaanbieders een regiovisie te schrijven over gezamenlijke inkoop en risico’s in het jeugdzorglandschap.
Door Niels Uenk en Tim Robbe
Vaststellen wat ‘kwetsbaar zorgaanbod’ (voor ondersteuning van nog kwetsbaardere jeugd) is en acties uitzetten om dit te beschermen is belangrijk. Wij onderschrijven dan ook de keuze om concreet deze jeugdzorgvormen te benoemen (wat blijkens de rapportage door velen in twijfel is getrokken). Hoe concreter dit aanbod is beschreven, hoe beter.
Toch is het de vraag of een wetswijziging de gesignaleerde problemen gaat oplossen. Het advies benoemt namelijk enkele belangrijke problemen, waar de wetswijziging geen oplossingen voor biedt. Wij beschrijven hierna de – in onze ogen – meest wezenlijke ongeadresseerde problemen.
De 42 jeugdregio moeten verplicht gaan samenwerken bij de inkoop van hoogspecialistische jeugdzorg. Wie de motivatie voor deze wetswijziging leest, krijgt de indruk dat de versnipperde inkoop – dus door kleinere verbanden van gemeenten of zelfstandig inkopende gemeenten – de oorzaak is van de dreigende continuïteitsproblemen. Echter, uit de Monitor gemeentelijke zorginkoop blijkt dat gemeenten – zeker voor specialistische vormen van jeugdhulp en voor jeugdbescherming en jeugdreclassering – praktisch allemaal in deze jeugdregio’s samen zijn blijven inkopen. De samenwerking is er dus al. In de meeste regio’s is er wel een trend waarbij gemeenten lichtere vormen van jeugdhulp lokaal inkopen of subsidiëren, maar dat zijn niet de jeugdzorgvormen waar de wetswijziging op ziet. Lost de wetswijziging dan een probleem op dat er (nog) niet is?
Als de schaal van de huidige jeugdregio’s niet voldoende is voor het bieden voor een efficiënte en rendabele organisatie van specialistische voorzieningen, dan ligt een verplichte samenwerking tussen regio’s meer voor de hand. Hierin voorziet de wetswijziging slechts ten dele: in die gevallen wil de wetgever dat regio’s geacht zijn op overeenstemming gericht overleg te gaan voeren in het kader van het behoud van die voorzieningen.
Uit de analyse van de uitvraag onder jeugdhulpaanbieders in drie regio’s in het kader van het eerdergenoemde onderzoek, blijkt inderdaad dat inkoopschaal in combinatie met omvang van gecontracteerd aanbod slechts één van de knelpunten is voor bepaalde specialistische zorgvormen. Hierbij is de kanttekening van belang dat voor veel verblijfsvormen niet de schaalgrootte van de regio, maar de omvang van het gecontracteerde aanbod problemen veroorzaakt. Door de ambulantisering lopen verblijfsvoorzieningen leeg, waardoor een overschot in het aanbod is ontstaan en meerdere instellingen met onderbezetting kampen. Dit leidt natuurlijk ook tot onrendabele jeugdzorg en gevaar voor de continuïteit. Maar dit heeft dus niet met de schaalgrootte van gemeentelijke inkoop te maken.
Daarbij komt dat jeugdhulpaanbieders voor veel van de in het onderzoek genoemde jeugdzorgvormen nog een (combinatie van) andere problemen benoemen. Dit zijn bijvoorbeeld te lage tarieven, budgetplafonds die niet passen, krapte op de arbeidsmarkt (geen geschikt personeel kunnen vinden), verschillende inkoop- en administratieve systemen die kostenverhogend werken en onbekendheid van gemeentelijke toegang met het aanbod. Enkel een verplichting om samen te gaan inkopen gaat al deze problemen niet oplossen. Het oplossen van deze problemen vraag meer en andere sturing op de wijze waarop gemeenten deze jeugdzorgvormen inkopen.
Daar waar het onderzoek tal van – in onze ogen – terechte aandachtspunten benoemt, laat het ten aanzien van de suggesties voor inkoopsystematiek – opnieuw - weinig diepgang zien. Volgens een inmiddels bekend mantra krijgt ook hier ‘open house’ de schuld van problemen. Wij onderkennen dat open house in specifieke situaties (bijvoorbeeld daar waar, kort door de bocht gesteld, meer aanbod is dan wenselijk) een onwenselijke inkoopmethodiek is in relatie tot schaalproblematiek. Daar staat tegenover dat er tal van situaties zijn waarbij juist open house veel voordelen heeft. Ook bij de inkoop van zware jeugdzorgvormen. Sommige regio’s hanteren bijvoorbeeld al jaren een open house voor de inkoop van gecertificeerde instellingen. De kans op (en nadelige gevolgen van) teveel aanbod zijn hier nihil door het aanbod zelf. Wel stelt het gemeenten en jeugdhulpaanbieders in staat tot administratief zeer luwe inkoopprocedures, nauwe samenwerking en partnerschap – waarbij partijen overeenkomsten makkelijker en vaker kunnen aanpassen als de situatie daar om vraagt dan bij Europees aanbestede overeenkomsten. Kom daar maar eens om bij de taakgerichte bekostiging die gemeenten met selectieve aanbestedingsprocedures in de markt zetten…
Wij sluiten af met een principieel punt. Wij kijken uit naar de AMvB en welke jeugdzorgvormen het ministerie daar concreet in gaat opnemen. Het verplicht moeten samenwerken door gemeenten is een trendbreuk met eerder Rijksbeleid, hoewel dit in de eerste jaren van de decentralisatie ook via Regionale Transitiearrangementen geregeld was. Het is een meer principiële koerswijziging dat het ministerie gemeenten gaat verplichten bepaald bij naam genoemd en uitgewerkt aanbod te contracteren, daar waar de jeugdwet – als kaderwet – dit tot nu toe grotendeels aan de invulling van gemeenten zelf liet.