Menu

Filter op
content
PONT Zorg&Sociaal

0

Criminele jongeren met hun ouders in therapie? Of: Een nieuwe aanpak voor jeugdige delinquenten

Onlangs berichtte de NOS dat criminele jongeren met hun familie in therapie moeten om recidive tegen te gaan.(1) Aanleiding voor dit nieuwsbericht is de onlangs door Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) gepresenteerde aanpak voor de toekomstige Justitiële Jeugdinrichtingen (JJI’s), waarin vrijheidsbeneming op maat centraal staat.

24 October 2019

Recente recidivecijfers laten zien dat recidive met name onder jeugdige daders lijkt toe te nemen. (2) Wat is ervoor nodig om een verblijf in een JJI effectief te laten zijn, met andere woorden, om recidive onder jongeren terug te dringen? En, betekent dat dan ook dat alle jongeren gezinstherapie zouden moeten volgen?

De nieuwe aanpak voor toekomstige JJI’s betekent dat er naast de klassieke manier (opsluiten) ook gezocht wordt naar alternatieve sancties voor jeugdige criminelen. Jongeren die een ernstig delict hebben gepleegd en/of een hoog recidiverisico hebben zullen alsnog in landelijke voorzieningen worden opgesloten en behandeld, terwijl jongeren voor wie dit niet het geval is wellicht in kleinschaliger voorzieningen kunnen worden opgevangen waar zij naar school of werk kunnen gaan, maar hen daarnaast wel vrijheidsbeperkingen (zoals urinecontroles etc.) kunnen worden opgelegd. In die nieuwe aanpak wordt de samenwerking met andere vormen van jeugdhulp verbeterd en gaat bovendien het gezin een belangrijke rol spelen, aldus het eindrapport Verkenning Invulling Vrijheidsbeneming Justitiële Jeugd. (3) Er zullen – zowel in landelijke als meer kleinschalige voorzieningen- gezinsgerichte interventies worden ingezet om recidive terug te dringen.

Onderzoek heeft aangetoond dat gezinsfactoren, opvoedingsgedrag en ouder-kind relatie risicofactoren zijn voor het ontstaan en in stand blijven van delinquent gedrag (zie voor een overzicht Assink en collega’s, 2015). Daarnaast is er in Nederland een aantal gezinsaanpakken opgenomen in de databank Justitiële Interventies met de classificatie ‘sterke aanwijzingen voor effectiviteit’. Tenslotte zou gezinsbehandeling de transfer van de residentiële setting naar de thuissituatie vergemakkelijken. Kortom, dit lijkt een goed idee.

Er zijn echter ook kanttekeningen te plaatsen bij het inzetten van gezinsbehandeling voor jeugdige delinquenten. Een eerste kanttekening is te ontlenen aan het onderzoek van Assink en collega’s (2015): weliswaar hebben gezinsfactoren een relatie met delictgedrag en recidive, maar er zijn andere factoren, zoals agressie en verslaving, die sterker samenhangen met toekomstig delictgedrag. Gezinsbehandeling zou in theorie dus kunnen helpen, maar daarbij moet niet vergeten worden aandacht te besteden aan deze belangrijke individuele factoren.

Een tweede kanttekening betreft hoe het inzetten van gezinstherapie past in het veelgebruikte risk-needs responsivity model (Andrews & Bonta, 2010), waarbij gesteld wordt dat om effectief te zijn, behandeling zou moeten aansluiten bij de aanwezige risico’s en behoeften, rekening houdend met de mogelijkheden van de cliënten. Behandeling dient aan te sluiten op die risico’s en behoeften die veranderbaar zijn, daarbij rekening houdend met persoonskenmerken. Mede daarom wordt in JJI’s gebruik gemaakt van een risicotaxatie of inventarisatie die niet alleen het recidiverisico in kaart brengt, maar ook richting geeft aan behandeling in en buiten detentie. Voor sommige jeugdige delinquenten zal gezinsbehandeling de uitkomst zijn van uitgebreide risicotaxatie, maar zeker niet voor allemaal. De vraag luidt: wordt het delictgedrag verklaard of in stand gehouden door gezinsfactoren? Zijn ouders en andere gezinsleden voldoende ‘leerbaar’ en is er verandering te verwachten? Zal en kan de jongere op korte termijn terugkeren naar de het gezin?

Een derde kanttekening betreft de gezinsinterventie zelf. Gezinsgericht werken om delinquentie te voorkomen of te verminderen is niet nieuw. Er is een groot aanbod aan gezinsgerichte interventies voor jeugdige delinquenten, terwijl er in Nederland slechts twee gezinsinterventies beschikbaar zijn waarvoor tenminste enig bewijs aanwezig is dat zij waarschijnlijk effectief zijn. Het betreft Multisysteemtherapie (MST), en ook Multidimensional Family Therapy (MDFT). Beide worden regelmatig ingezet en zijn effectief volgens sterke aanwijzingen. (4) MST richt zich op gezinnen van jongeren tussen de 12-18 jaar die ernstig en gewelddadig antisociaal gedrag vertonen. MST vindt plaats bij de jongeren thuis en wordt uitgevoerd door een MST-therapeut die 24/7 beschikbaar is voor jongeren en hun gezin. MDFT is een ambulante systeemtherapie voor jongeren van 12-19 jaar die probleemgedrag vertonen als middelengebruik, delinquent gedrag, regelmatig spijbelen en vaak in combinatie met een psychische stoornis.

Kortom, een gezinsgerichte aanpak in kleinschalige residentiële voorzieningen zoals het plan van DJI beschrijft, kan effectief zijn in het voorkomen van recidive, mits rekening gehouden wordt met individuele kenmerken van de jongeren en bovendien gekeken wordt naar andere factoren die een sterke(re) samenhang hebben met recidive. Bovendien is belangrijk dat een vorm van (gezins)behandeling wordt toegepast waarvoor bewijs is dat deze ook daadwerkelijk effectief is.

Auteurs

Veroni Eichelsheim is senior onderzoeker bij het Nederlands Studiecentrum Criminaliteit en Rechtshandhaving (NSCR). Zij doet onderzoek naar jongeren in JJI’s en gesloten jeugdzorg en naar gevolgen van het verblijf in instellingen over de levensloop. Daarnaast staan haar onderzoeksactiviteiten in het teken van het bestuderen van gezinsrelaties, opvoeding en de relatie met ontwikkeling van probleemgedrag en delinquentie in adolescentie, over de levensloop, maar ook in intergenerationeel perspectief.

Jessica Asscher is hoogleraar Forensische Orthopedagogiek aan de Faculteit Sociale Wetenschappen van Univeristeit Utrecht en universitair hoofddocent bij Forensische Orthopedagogiek aan de Universiteit van Amsterdam. Haar onderzoeksinteresse beslaat het terrein van effectiviteit van interventies in de forensische jeugdzorg, maar zij doet tevens onderzoek naar risico- en beschermende factoren van ouder-kind relaties en opvoeding in relatie tot gedragsproblematiek, delinquentie en antisociaal gedrag bij kinderen. Jessica is lid van de Erkenningscommissie Justitiële Interventies.

Peter van der Laan is bijzonder hoogleraar Reclassering aan de Faculteit der Rechtsgeleerdheid van de Vrije Universiteit Amsterdam en interim-directeur van het Nederlands Studiecentrum Criminaliteit en Rechtshandhaving (NSCR). Zijn onderzoeks- en onderwijsactiviteiten staan in het teken van justitiële jeugdzorg en (jeugd)strafrecht met in het bijzonder ook aandacht voor vraagstukken rond de effectiviteit en betekenis van (strafrechtelijke) interventies.

Noten

(1) https://nos.nl/nieuwsuur/artikel/2301693-criminele-jongeren-met-ouders-in-therapie-om-recidive-tegen-te-gaan.html

(2) https://www.dji.nl/pers-media/nieuws/2019/toekomst-jjis-vrijheidsbeneming-op-maat.aspx

(3) https://www.wodc.nl/wodc-nieuws/stijging-recidive-onder-jeugdige-daders.aspx

(4) https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/jeugdcriminaliteit/documenten/rapporten/2018/07/11/tk-bijlage-2-eindrapport-viv-

(5) https://www.nji.nl/nl/Databank/Databank-Effectieve-Jeugdinterventies/Erkende-interventies-Multisysteem-Therapie-(MST).

Artikel delen

Reacties

Laat een reactie achter

U moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.