De kop suggereert iets meer dan wat CZ heeft ingevoerd, maar het komt er in grote lijnen wel op neer. Wat is er aan de hand? Onlangs trof ik de laatste nieuwsbrief van CZ in mijn mailbox aan. Daarin wordt door CZ aangegeven dat voor alle nieuwe Wlz-cliënten met een indicatie voor zorgprofiel VV4, de zorg voortaan thuis plaatsvindt. En niet meer in een instelling. Mits het verantwoord is gelukkig. Anders niet. Toen ik dit las kwamen er direct allerlei vragen in mij op. Kan het juridisch wel wat CZ doet, is wel de belangrijkste.
In de bijlage bij de Regeling langdurige zorg (Rlz) staat wat het is: Beschut wonen met intensieve begeleiding en uitgebreide verzorging. Iemand met zo’n profiel heeft intensieve begeleiding gecombineerd met uitgebreide verzorging nodig. Niet niks dus.
Eigenlijk komt het erop neer dat er teveel vraag is en te weinig aanbod. Er zijn teveel mensen met deze zorgvraag en er zijn te weinig plekken en er is te weinig personeel. Het ministerie van VWS bepaalde daarom, zo schrijft CZ, dat de huidige intramurale zorg niet verder uitgebreid wordt. Daardoor wordt het eigen probleem, dat jarenlang is gegroeid, nu bij de zorgkantoren gelegd. Dat neemt niet weg dat je niet van de ene dag op de andere een forse uitbreiding van de verblijfszorg voor elkaar krijgt. Daar is niet alleen veel geld voor nodig, er moeten ook mensen zijn die de zorg kunnen leveren en er zullen plekken moeten worden gebouwd.
Hoe lost CZ dat op (en de andere zorgkantoren zullen wel volgen denk ik)? CZ gaat mensen met een VV4-indicatie geen intramurale verblijfszorg meer aanbieden, tenzij de sociale context dit echt noodzakelijk maakt: ‘Thuis, tenzij’.
Het is misschien saai, maar om te weten waar je recht op hebt is het soms beter om in de wet te kijken dan op de website van het zorgkantoor. In artikel 3.3.1 lid 1 onder a, artikel 3.2.1 Wlz en artikel 3.2.3 lid 1 van de Wlz valt te lezen dat als je een CIZ indicatie hebt, je recht hebt op verblijf in een instelling. Het zorgkantoor kan niet op eigen houtje beslissen dat iemand daar niet meer voor in aanmerking komt.
Dat is een lastige vraag, want als het er niet is, dan is het er niet. Dan rest de wachtlijst. Op zich is dat niet nieuw in de zorg. Maar wat kan het zorgkantoor weigeren? Voor een begin van een antwoord moeten we dan kijken wat er feitelijk gebeurt. Een indicatie bestaat grofweg gezegd uit twee delen: de zorg zelf en het verblijf (dak boven je hoofd, natje en droogje, en het noodzakelijke toezicht). Het zorgkantoor gaat kijken of een deel van de indicatie door de mantelzorg kan worden gedaan. En dan gaat het naast de gewone zorg, vooral om het bieden van toezicht. Want dat is de reden dat het CIZ een indicatie heeft gekregen. Zonder toezicht kan er iets ernstigs misgaan. Mensen met een zorgprofiel 4VV hebben bij hun sociale redzaamheid veel hulp nodig. In het profiel staat ook: ‘Ze kunnen niet of nauwelijks zelfstandig deelnemen aan het maatschappelijk leven. De cliënten hebben ten aanzien van alle psychosociale/cognitieve functies behoefte aan hulp, toezicht of sturing, omdat de cliënten veel beperkingen hebben met betrekking tot met name denken en geheugen, oriëntatie en concentratie.’
Omdat het zorgkantoor onvoldoende plekken heeft, gaat het de indicatiestelling door het CIZ nog eens dunnetjes over doen. Met dit verschil: het CIZ kijkt niet naar de sociale context. Kijkt ook niet naar ‘samenredzaamheid’. Dat is misschien niet houdbaar op termijn, en om die reden hebben het CIZ, Zorginstituut Nederland, de Nederlandse Zorgautoriteit en het CAK laten weten dat die context wel bij de indicatie moet worden betrokken. Anders gezegd: als we naar de zorgvrager kijken en naar het gezin, zijn sociale omgeving, kunnen we er dan voor zorgen dat deze persoon toch thuis blijft wonen?
Gezien de schaarste is dit een begrijpelijk en misschien ook wel loffelijk streven, maar de wet zit nog steeds anders in elkaar: als je een indicatie van het CIZ hebt, dan heb je recht op ‘verblijf in een instelling’. Het hoort niet dat via de achterdeur van een nieuwsbrief door een zorgkantoor de wettelijke aanspraak teniet wordt gedaan. Dat is oude bestuurscultuur die helaas nog steeds die van vandaag de dag is.
Hoewel CZ doet alsof zij alles beslist, kan de burger toch nog wel wat. In artikel 4.2.1 Wlz is de zorgplicht geregeld: kort gezegd luidt die dat binnen een redelijke termijn een plek in een verblijfsinstelling beschikbaar moet zijn. De keuze of iemand in een instelling wil gaan wonen of thuis wil blijven, is aan de burger (verzekerde) zelf, zoals blijkt uit artikel 3.3.1 Wlz. Als er geen plek is dan is ‘overbruggingszorg’ aan de orde (artikel 3.3.6 en 3.3.6a Wlz). Die overbruggingszorg moet tot een passende en verantwoorde overbrugging leiden totdat opname wel mogelijk is. Dat zal niet alleen de zorg als zodanig betreffen, maar ook het toezicht wat zo essentieel is bij ‘verblijf’. Het zorgkantoor zal dus moeten regelen dat alle zorg en het toezicht die iemand nodig heeft ook thuis wordt geboden.
Het gaat in ieder geval niet op dat ‘passend en verantwoord’ inhoudt dat de familie en vrienden gratis de zorg gaan bieden die het zorgkantoor niet kan leveren. De verantwoordelijkheid en de kosten zijn voor rekening van het zorgkantoor. En dat kan behoorlijk in de papieren lopen.