‘Opbrengst van regionale mobiliteitsteams nog onduidelijk’, kopt Binnenlands Bestuur op 30 september jl. (1) Een bekende en niet onbegrijpelijke pavlovreactie bij een zoveelste interventie vanuit Den Haag. De regionale mobiliteitsteams (RMT's) waren een onderdeel van de corona crisisaanpak. Toen bleek dat de verwachte grote werkloosheid na de corona crisis uitbleef, kregen de teams een andere opdracht. De teams, waarin verschillende organisaties die actief zijn op de arbeidsmarkt, gingen echt samenwerken en bleken een aloud bestaand probleem – de tegenstrijdige opdrachten en belangen – te kunnen overbruggen. In meetbare aantallen levert dat nog niet veel concrete resultaat op. Maar het is wel een basis voor een nieuwe infrastructuur.
Dat we in álle sectoren te maken hebben met een ongekende krapte op de arbeidsmarkt, ontgaat niemand meer. En zelfs als onze economie in een recessie terecht zou komen, is, vanwege de demografische ontwikkeling van ons land, deze krapte én mismatch de komende decennia onze werkelijkheid. Dat we een versnipperde en verouderde dienstverlening kennen om vraag en aanbod bij elkaar te brengen is eens te meer duidelijk.
Het kabinet heeft onlangs haar ideeën gepresenteerd. (2) Ook in dit voorstel wordt gesteld dat de dienstverlening grondig verbeterd moet worden. Daarmee wil het kabinet invulling geven aan één van de adviezen van de Commissie-Borstlap. De nog prille werkwijze van de RMT’s was mede een inspiratiebron.
Het realiseren van betrouwbare en heldere dienstverlening voor mensen die (nieuw) werk zoeken en voor ondernemers die op zoek zijn naar (investeren in) personeel, is al jaren niet goed van de grond gekomen. Vele loketten, initiatieven, partijen en belangen zorgen voor een overzichtelijk oerwoud. In somberheid kan je stellen dat dit werkloosheid heeft veroorzaakt of op zijn minst heeft verlengd. Gelukkig vinden vele mensen zelfstandig hun weg naar een nieuwe baan. Maar als dat niet lukt, dan is er geen goede plek te vinden waar je met vragen terecht kunt.
De krapte die we nu kennen dwingt ons om wat niet werkt te vernieuwen en wat wel werkt te versterken; een nieuwe infrastructuur.
In 2015 zijn er 35 arbeidsmarktregio's in het leven geroepen, waar sociale partners, UWV, onderwijs, gemeenten, Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB), en soms uitzendbureaus, onder leiding van de centrumgemeente, met elkaar in gesprek gingen om de dienstverlening aan werkzoekenden en werkgevers te stroomlijnen.
Deze arbeidsmarktregio's zijn voor het kabinet de basis waarop de nieuwe, persoonlijke dienstverlening ingericht moet worden. Onder één naam, met een eenduidige werkwijze in heel het land. Het klinkt aantrekkelijk, maar gezien de staat van de huidige samenwerking, moet er veel gebeuren om dit te realiseren. Een paar grote vraagstukken:
er is geen natuurlijk ‘leiderschap’ in de arbeidsmarktregio's. Er is geen partij die ‘buikpijn’ krijgt als het niet lukt. De veelheid aan partijen in de besturen van de arbeidsmarktregio’s is op zich al een hindernis die daadwerkelijk krachtig optreden moeilijk maakt;
gemeenten ervaren het arbeidsmarktvraagstuk vaak niet als een kerntaak. De aandacht gaat vooral naar de Participatiewet, met als doel: mensen aan het werk te krijgen zodat ze niet afhankelijk zijn van een uitkering;
de financiering is over het algemeen tijdelijk van aard én verdeeld over verschillende partijen, waardoor de aandacht vooral uitgaat naar incidentele projecten en niet of nauwelijks aan structurele aanpassingen of verbeteringen in de dienstverlening. De belangen van betrokken partijen schuren of botsen. Dat leidt tot een bestuurlijke cultuur van onderhandelen in plaats van handelen;
de essentiële randvoorwaarden, zoals een gezamenlijke IT-infrastructuur voor het delen van bijvoorbeeld vacatures of werkzoekenden, zijn (nog) niet aanwezig. Dat betekent in de praktijk dat de dienstverlening in efficiënt is, en vooral afhankelijk van de inzet en kwaliteit van medewerkers.
Het kabinet is van plan deze operatie centraal aan te sturen. Dit door één gezamenlijke governance- en ondersteuningsstructuur voor de arbeidsmarktinfrastructuur in te richten op regionaal en landelijk niveau, in de vorm van één landelijk beraad en in iedere arbeidsmarktregio één regionaal beraad.
Arbeidsmarktregio’s kunnen meerwaarde hebben als de opdracht uitgekristalliseerd is. Iedereen kent dan zijn plek, financiering en belangen zijn belegd, de uitvoering heeft voldoende kracht, de IT-ondersteuning is op orde, en de omgeving is ermee bekend.
En daar ligt de enorme opgave om het jarenlange ontbreken van de een goede infrastructuur voorop te stellen. Een infrastructuur waarin niet het organisatiebelang, maar de dienstverlening aan werkzoekenden en werkgevers centraal staat.
De RMT’s hebben misschien nog onduidelijke concrete resultaten opgeleverd. Maar ze hebben wel iets anders blootgelegd: hoe noodzakelijk het is om in deze markt dienstverlening zonder schotten te organiseren.
In een zeer krappe arbeidsmarkt zijn de kansen het grootst om daadwerkelijke doorbraken te realiseren. Leiderschap, heldere opdrachten, een betrouwbare en langjarige financiering en aantrekkelijke dienstverlening zonder schotten, publiek én privaat, zijn de ingrediënten die kansen bieden. Het is onze inzet om handelen voorop te stellen. Wij krijgen er wél buikpijn van als we deze kansen laten liggen.
Bron: https://www.binnenlandsbestuur.nl/sociaal/195-miljoen-voor-wat
Bron: https://www.rijksoverheid.nl/ministeries/ministerie-van-sociale-zaken-en-werkgelegenheid/nieuws/2022/10/11/meer-persoonlijke-hulp-bij-zoektocht-naar-werk-of-personeel