De Europese Commissie wil een ‘European Health Data Space’ (EHDS). Zo’n Europese ruimte voor gezondheidsgegevens moet ervoor zorgen dat er nog meer data beschikbaar komt voor zorg, onderzoek, innovatie en beleid. Daarnaast moeten met dit voorstel individuen meer controle krijgen over hun data. Een ambitieus plan, met rechtstreekse gevolgen. Het kabinet heeft vanwege dit Commissievoorstel besloten de parlementaire behandeling van de Wet elektronische gegevensuitwisseling in de zorg (Wegiz) uit te stellen. Een uitermate onverstandig besluit.
Europese vlaggen voor het Berlaymontgebouw in Brussel, het hoofdkantoor van de Europese Commissie.
De plannen voor een EHDS werden op 3 mei 2022 door de Europese Commissie gepubliceerd. De essentie van het Commissievoorstel: meer data voor zorgverlening, wetenschappelijk onderzoek, innovatie en beleid, maar ook meer controle van patiënten over de data die daarvoor nodig zijn. Een regierol voor patiënten, zo luidt de gedachte, kan bijdragen aan de beschikbaarheid van ‘de juiste gegevens op de juiste plek, op het juiste moment’, mochten patiënten binnen de EU zorg nodig hebben. Daarnaast moet dit voorstel bijdragen aan andere doelen, zoals wetenschappelijk onderzoek en technologieontwikkeling.
Het gaat bij de EHDS overigens niet om één supergrote Europese databank, maar om een decentraal systeem voor gegevensuitwisseling, genaamd ‘MyHealth@EU’. Patiëntgegevens worden bewaard op de bronlocatie, zoals een ziekenhuisinformatiesysteem of een personal health record, en zijn aldaar toegankelijk voor andere partijen. Dit kan bijvoorbeeld (acute) zorgverlening tijdens verblijf in het buitenland vergemakkelijken. Het Commissievoorstel moet waarborgen dat alle betrokken (nationale) data-uitwisselingssystemen goed functioneren, veilig zijn, én – een cruciaal aspect voor het succes van de EHDS – met elkaar kunnen ‘praten’. Kortom: een zeer ambitieus wetgevingsplan van de Europese Commissie dat niet van vandaag op morgen te realiseren is. Althans, als we de ontwikkelingen in eigen land als maatstaf nemen.
Dat goede kwaliteit van de zorg eerst en vooral afhankelijk is van een goed functionerend landelijk elektronisch uitwisselingssysteem, staat in ons land niet ter discussie. Het lukt de regering echter niet om goede, ondersteunende wetgeving tot stand te brengen. We hebben weliswaar wetten die de zeggenschap van patiënten bij uitwisseling van hun gegevens regelen (die behoeven overigens bijstelling, zo betoogde ik onlangs in mijn redactioneel ‘Laat de huidige wetgeving voldoende ruimte voor gegevensuitwisseling in de zorg?’ in het Tijdschrift voor Gezondheidsrecht), maar nog steeds geen wetgeving die een landelijke elektronische infrastructuur voor uitwisseling in het leven roept.
Daardoor moeten artsen nog veel te vaak een rondje bellen om essentiële gegevens van patiënten in handen te krijgen. Dit probleem gaat steeds meer wringen, niet alleen omdat zorg meer en meer in netwerken wordt verleend, maar ook omdat zij in rap tempo ‘digitaliseert’. Vrijwel elk specialisme zet in op het gebruik van medische apps, algoritmes en genoom-technologie; het behoeft geen betoog dat gebruik van data daarbij een sleutelrol vervult.
Dat de gegevensuitwisseling in Nederland beter moet, zag minister Ab Klink (VWS, 2007 – 2010) zo’n vijftien jaar geleden al in. Hij maakte zich toen sterk voor een landelijk elektronisch uitwisselingssysteem, maar stuitte op verzet van de Eerste Kamer. De senatoren hadden met name twijfels over de beveiliging van het landelijke systeem en wilden daarom geen goedkeuring verlenen. Nadien zijn er vanuit het veld wel verschillende regionale uitwisselingssystemen opgezet, maar een uniforme landelijke infrastructuur werd niet gerealiseerd. Wetgeving bleef dus noodzakelijk.
Het duurde echter nog weer tien jaar voordat de regering zich aan een nieuwe wetgevingspoging waagde. Op de valreep diende minister Hugo de Jonge (VWS, 2017-2022) het wetsvoorstel ‘elektronische gegevensuitwisseling in de zorg (Wegiz) in bij de Tweede Kamer. Kort samengevat moet de Wegiz zorgverleners in staat stellen om te kunnen beschikken over ‘adequate, actuele en uniforme gegevens over de cliënt op de juiste plek op het juiste moment’.
Dat de Wegiz, en de landelijke infrastructuur die daardoor mogelijk wordt gemaakt, er moet komen (of er eigenlijk al lang had moeten zijn), staat buiten kijf. Zowel de politiek als de veldpartijen zijn het daarover eens. Het is daarom niet goed te begrijpen dat de aankondiging van het EHDS-voorstel door Europese Commissie voor de huidige minister van VWS, Ernst Kuipers, aanleiding is om de behandeling van de Wegiz toch nog weer even uit te stellen.
Kuipers meent dat hij in de voorbereiding op de plenaire behandeling van die wet ook rekening wil kunnen houden met deze Europese ontwikkeling. Wat heeft de minister voor ogen? Wil hij met nationale wetgeving wachten tot er op Europees niveau consensus is over de waarborgen en voorwaarden voor een Europees patiëntendossier? Laten we hopen van niet, want daarvoor zullen vele jaren van overleg, onderhandeling en lobbywerk nodig zijn, als zoiets er al komt. Kortom: de behandeling van de Wegiz moet zo snel mogelijk weer worden opgepakt. Gebeurt dat niet, dan is de kwaliteit van de zorg het kind van de rekening.
Lees ook: Zeven vragen over de Wegiz