Sinds begin 2025 kopen de 56 gemeenten binnen de 7 Gelderse Jeugdhulpregio’s (G7) samen hoogspecialistische jeugdhulp in bij de Gelderse Jeugdalliantie (GJA). De GJA bestaat uit 15 samenwerkende jeugdhulporganisaties met verschillende expertises (onder meer Jeugd- en opvoedhulp en GGZ). Het is het eerste samenwerkingsverband in Nederland dat deze complexe zorg bovenregionaal in plaats van op gemeentelijk niveau inkoopt.
De verschillende partijen willen hiermee voorkomen dat kinderen en jongeren met een complexe hulpvraag vastlopen in het huidige zorglandschap. Maar ook dat zij direct de zorg krijgen die nodig is, ook al zijn er meerdere zorgaanbieders nodig om die hulp te kunnen leveren.
Bij hoogspecialistische jeugdhulp gaat het om zorg die slechts beperkt nodig is, maar wel beschikbaar moet zijn. Deze zorg is in het huidige systeem lastig of niet te realiseren, omdat er vaak veel verschillende gespecialiseerde zorgaanbieders nodig zijn. Hierdoor moeten kinderen en hun ouders lang op hulp wachten, worden ze vaak doorgeplaatst of is passende zorg alleen ver van de eigen woonplaats beschikbaar.
Door de inkoop bovenregionaal te organiseren en niet per gemeente of regio, is deze zorg beter beschikbaar. Zorgaanbieders kunnen zo gemakkelijker met elkaar samenwerken om ook voor de meest complexe hulpvragen passende zorg te bieden. Professionals krijgen de ruimte om ieder afzonderlijk daaraan bij te dragen. En jongeren en kinderen met ernstige problemen krijgen zo sneller de zorg die ze nodig hebben.
‘Ik vind het een knappe prestatie van de verenigde zorgaanbieders en alle 56 gemeenten’, vindt wethouder Ingrid Timmer van de gemeente Brummen. ‘We werkten al samen in de G7. Vanuit die samenwerking kwamen we tot de conclusie dat we het voor deze kinderen en jongeren niet goed hadden geregeld. We wilden het anders doen. Daarom zijn we drie jaar geleden om de tafel gaan zitten om te bespreken wat we wilden en hoe we dat wilden realiseren. Daarbij hebben we ons eerst gefocust op de inhoud en het definiëren van onze gezamenlijke samenwerking, voordat we over financiën en contracten spraken. Dat heeft geholpen om iedereen op één lijn te krijgen en een gezamenlijke visie te ontwikkelen.’
‘Voor sommige gemeenten was het best moeilijk om autonomie op te geven. Maar de samenwerking heeft uiteindelijk geleid tot betere zorg en begrip tussen gemeenten en zorgaanbieders. We gunnen elkaar nu zeven jaar om verder te ontwikkelen en te groeien. Zo is er regelmatig overleg tussen de GJA en de G7 om ervoor te zorgen dat de samenwerking goed verloopt en om vroeg eventuele problemen te signaleren en op te lossen’, aldus Ingrid.
‘Je hebt voor zo’n proces mensen nodig die begrijpen wat er nodig is, het lef hebben daarvoor op te staan en anderen daarop aan te spreken. Dan zie je dat het lukt.’
Volgens Mirjam van den Nieuwenhuijzen (namens het dagelijks bestuur van de GJA) was ‘de tijd nemen om elkaar echt te begrijpen’ een belangrijke succesfactor in dit geheel. Dat gebeurde aan overlegtafels en in werkgroepen. ‘En als zaken nog niet helder waren, kwamen we nog een keer bij elkaar’, aldus Mirjam. Volgens Emma van der Burgh van de G7 hielpen de overlegtafels om de samenwerking verder vorm te geven. ‘Die organiseerden we om de verschillende thema’s zoals inhoud, monitoring, financiën en overeenkomsten te bespreken.’
Ze zijn blij met het huzarenstukje dat nu is geleverd. Mirjam: ‘Stel je voor dat wij als zorgaanbieder voor alle 56 gemeenten apart afspraken over de inkoop van deze hoogspecialistische zorg hadden moeten maken? Dat was bijna onbegonnen werk geweest. Daarnaast is de inzet van kartrekkers als Ingrid ook heel erg belangrijk geweest. Je hebt voor zo’n proces mensen nodig die begrijpen wat er nodig is, het lef hebben daarvoor op te staan en anderen daarop aan te spreken. Dan zie je dat het lukt.’
‘Wij bouwen een schil van zorg om het kind heen. Dat doen we door meerdere expertises bij elkaar te brengen rondom de zorgvraag van een kind.’
Nu de inkoop centraal is geregeld, voert de GJA in opdracht van de G7 twee diensten uit: integrale zorg met verblijf, waar nodig aangevuld met ambulante specialistische expertise, en een mobiele brigade. GJA-coördinator Lotte Buijs hierover: ‘We zien vaak dat het een hele zoektocht is om voor deze kinderen en gezinnen met de meest complexe vragen de juiste zorg op de juiste plek te bieden. Wij bouwen een schil van zorg om het kind heen. Dat doen we door meerdere expertises bij elkaar te brengen rondom de zorgvraag van een kind. Het uitgangspunt is zo dicht mogelijk bij huis.’
De omgeving van het kind maakt onderdeel uit van die zorg. Dat kunnen de ouders zijn of pleegouders, maar ook familie of vrienden. Het verblijf is waar mogelijk in een wijk, maar er zijn ook verblijfsfuncties op terreinen. ‘Daarbij richten we ons altijd op een zo kort mogelijk verblijf. Maar er zijn natuurlijk ook altijd kinderen die langer bescherming nodig hebben’, aldus Lotte. ‘Zo kregen we via ons centrale telefoonnummer de vraag om mee te denken met een meisje met een aparte zorgvraag, die tot nu toe steeds op een andere plek was terechtgekomen. Er is toen heel ‘out of the box’ meegedacht. De gemeente vond een pand waar dat meisje terecht kon. Daaromheen is direct vanuit verschillende expertises aanvullende zorg geleverd, zoals een psychiater en aanvullende begeleiding. Hierdoor kon dat meisje op de plek blijven waar zij het beste tot haar recht komt.’
De mobiele brigade wordt ingezet om het onvrijwillig doorplaatsen van kinderen te voorkomen. Dit is een een team met experts die voor analyse en advies van een zorgvraag bij de kinderen langskomen. Lotte: ‘Zo voorkomen we dat iemand vastloopt met een hulpvraag, nog voordat de vraag te complex wordt. Als een zorgvraag bij ons binnenkomt, gaat er binnen drie werkdagen een team naar die jongere of dat gezin toe. Het team kijkt waar de zorg vastloopt en wat we kunnen doen om de zorgvraag gezamenlijk op te pakken en vorm te geven. Dat kan een advies zijn voor zorg binnen de hoog specialistische jeugdhulp of juist daarbuiten. Daarbij heeft de mobiele brigade maar één doel voor ogen: ‘samen betere zorg organiseren’. Zo hebben we in het eerste kwartaal van 2025 al tien kinderen en gezinnen met een hulpvraag kunnen helpen.
Deze samenwerking bestaat nog maar kort, maar levert nu al verbeteringen op. Lotte: ‘Heel tekenend is het feit dat een moeder na hulp van de mobiele brigade verzuchtte: “ik voel me nu echt weer moeder, in plaats van zorgregisseur. Fijn dat ik er nu met anderen over kan praten.” Natuurlijk zijn we er nog niet en moeten we processen verder stroomlijnen. Het kost bijvoorbeeld per casus nu nog veel tijd en gesprekken om tot een goede oplossing te komen. Dit vraagt van eenieder lef om te benoemen, te bespreken en afspraken te ijken, dan wel te herijken.’
Ingrid: ‘De financiering is voor gemeenten best nog wel spannend, zeker omdat de zorgtarieven ook omhoog zijn gegaan. Misschien zorgt onze samenwerking op de korte termijn niet voor minder kosten, maar verdienen we het wel terug in het geluk en het feit dat kinderen en jongeren weer kunnen meedraaien in onze samenleving.’ Mirjam vult aan: ‘Uiteindelijk gaat het erom dat we het aantal overplaatsingen terugdringen. Doordat we minder jongeren overplaatsen, verbetert de uitkomst van de behandeling op zichzelf al aanzienlijk.’
Focus op inhoud: Focus eerst op inhoud en visie, voordat je over financiën en contracten gaat spreken.
Tijd nemen: Neem de tijd voor het proces en plan extra bijeenkomsten in om zaken grondig te bespreken en elkaar te begrijpen. En zorg ervoor dat iemand enthousiast de kar trekt.
Betrekken partijen: Betrek vanaf het begin alle relevante partijen bij je proces, ook onderwijs. Dat helpt om een sterke samenwerkingsbasis te creëren.
Begin oktober heeft de Eerste Kamer ingestemd met het wetsvoorstel Verbetering beschikbaarheid jeugdzorg. Dit is een belangrijke stap in de uitvoering van de Hervormingsagenda Jeugd. Op grond van dit wetsvoorstel worden jeugdregio’s onder meer verplicht tot bovenregionale afstemming voor een aantal specifieke vormen van jeugdhulp.