Een wethouder vroeg aan mij: “Theijs, kan jij voor ons de nieuwe cultuurnota schrijven”. Dit leek mij een prima uitdaging na het actualiseren van een aantal verordeningen in het sociaal domein. Vertrekpunt was een startnotitie die de gemeenteraad enkele maanden eerder had vastgesteld. Echter, onder de 4 ambities waren een flink aantal overlappende en soms tegenstrijdige doelstellingen opgesteld. Tijd om eens met het culturele veld te gaan praten…
Al snel kwam ik erachter dat het gemeentebestuur en de culturele organisaties verschillend dachten over het ambitieniveau dat de beleidsnota moest uitstralen. Immers het ‘Ringenmodel culturele infrastructuur’ biedt veel mogelijkheden. Als gevolg van een gemeentelijke herindeling bleken de culturele organisaties onderling ook niet op een qua visie te zitten. De gemeenteraad zag dit als een onnodig obstakel, dat enkel geld zou kosten. Over geld gesproken, de wethouder was heel duidelijk: “wij zijn geen centrumgemeente, we krijgen hierdoor geen middelen van het Rijk en kunnen geen extra geld uittrekken voor cultuur”. Dit was nog buiten het pluriforme verenigingsleven gerekend: deze kreeg uit gewoonte jaarlijks een bedrag. Of dat toch behouden kon worden. In mijn zoektocht bood het verleden geen aanknopingspunten, een paar jaar terug was zelfs een nieuwe cultuurnota afgeschoten door de gemeenteraad. Het huidige ‘beleid’ was inmiddels een decennium oud. In één van verkennende gesprekken die ik voerde sprak een oud-wethouder cultuur de mooie woorden uit: “Theijs, je hebt een onmogelijke opdracht gekregen”.
Wanneer mensen mij zo’n boodschap meegeven is het tijd om het prisma te kantelen. Ik begon met een collega eerst in kaart te brengen wat er aan culturele infrastructuur bestond, zowel qua organisaties als beschikbaar gemeentelijk vastgoed. Zo kwam het antwoord op de vraag “wat hebben we?”. Vervolgens ging ik kijken naar de startnotitie, daarin stond de opgave “wat willen we?”. Cultuuronderwijs aan kinderen bleek een duidelijke prioriteit. Ook was er de bestuurlijke wens om een centraal aanspreekpunt te realiseren voor culturele organisaties, inwoners en ondernemers. De verwachting was dat dit aanspreekpunt dan ook de samenwerking met sportverenigingen en (zorg)instellingen in het sociaal domein kan initiëren.
Na het bureauonderzoek ben ik met de 2 grootste culturele organisaties om de tafel gaan zitten. Al snel bleek dat zij een verschillende organisatiecultuur hebben, met elk hun sterkte kanten. Eén aanname van de gemeenteraad was hiermee beslecht.
Door hun complementariteit te benadrukken en regelmatig om de tafel te zitten werd de bodem gelegd om niet langer langs elkaar heen te werken. Na 15 jaar werd het hoog tijd te gaan samenwerken. Dit onder het zwaard van Damocles: er komt geen extra geld beschikbaar, de wethouder wil behouden wat er is èn gehoor geven aan de prioriteiten van de gemeenteraad. Zij hadden de expertise, ik een visie, budget en een opdracht. Door in de gesprekken de focus te leggen op de vragen “hoe kunnen we realistische doelstellingen formuleren en wat is er nodig om deze te kunnen realiseren?” kreeg ik uiteindelijk voldoende input om de nieuwe cultuurnota te schrijven. Daarna is het concept aan het culturele veld voorgelegd. Aan de hand van de feedback op het concept en van een inloopbijeenkomst is de nota voltooid. So far, so good…
De grote verassing kwam toen de wethouder koudwatervrees bleek te hebben: “nu hebben we een mooie nota, straks het ravijnjaar 2026. Ik kan niet meteen gaan bezuinigen op dit nieuwe beleid.” Waarop ik heb geantwoord: “u hoeft nu niet te bezuinigen. Het cultureel veld kan zich vinden in deze nota. Als de raad zich ook kan vinden in de ambities en instemt met deze nota, dan is het te zijner tijd ook aan de raad om aan te geven op welke doelstellingen zij willen bezuinigen. Die keuze hoeft u nìet zelf te maken.” Gelukkig zag de wethouder in dat het niet indienen van een nieuwe beleidsnota nadeliger voor hem was. Ook bleek het college hem volledig te steunen. Tijdens de commissie- en raadsbehandeling waren er tot mijn verbazing veel complimenten. De raad stemde vervolgens unaniem in met de cultuurnota. Hoezo een ‘onmogelijke opdracht’?
Leerlingen in het basisonderwijs krijgen cultuuronderwijs via de provincie. Waar mogelijk financiert de gemeente complementair onderwijs via lokale organisaties.
De culturele verenigingen kunnen rekenen op een waarderingssubsidie naar rato van het aantal leden èn er wordt een subsidieplafond ingesteld.
Als centraal aanspreekpunt wordt de functie van cultuurcoach gerealiseerd. Deze gaat ook dwarsverbindingen leggen met het maatschappelijk veld en het sociaal domein.
Er komt een activiteitenpotje voor vernieuwing: organisaties kunnen subsidie ontvangen mits zij samenwerken met andere organisaties en hiervoor ook co-financiering elders regelen.
Een en ander wordt vastgelegd in beleidsregels.