Gevangenismedewerkers ervaren de laatste jaren een verharding in de inrichtingen. Om grip te houden op de zogenoemde hoogrisico-gedetineerden, zijn er allerlei maatregelen genomen in de gevangenissen, zoals afdelingen met meer toezicht. Deze maatregelen zijn vooral gericht op behoud van veiligheid, en minder op resocialisatie, risico(beheersing) en humaniteit, zo blijkt uit onderzoek van de Erasmus Universiteit, in opdracht van het WODC. De onderzoekers menen dat andere langetermijnvisie met een beter evenwicht nodig is.
De afgelopen jaren verschenen er berichten over criminelen die vanuit detentie doorgaan met hun criminele activiteiten en over gewelddadige uitbraakpogingen. Maar ook over personeel van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) dat zich in toenemende mate bedreigd en geïntimideerd voelt door gedetineerden. Door deze ontwikkelingen, en de daaruit voortkomende politieke druk en maatschappelijke onrust, is er het nodige in gang gezet om grip te houden op de hoogrisico-groep. Dit onderzoek biedt inzicht in de recente ontwikkelingen van de Nederlandse gedetineerdenpopulatie en de gevolgen van een mogelijk zwaardere categorie hoogrisico-gedetineerden voor Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI).
De maatregelen die DJI instelt zijn gericht op het verkrijgen van informatie en meer toezicht. DJI probeert met de oprichting van Bureaus Inlichtingen en Veiligheid meer te weten te komen over het doen en laten van de doelgroep in detentie. Daarnaast is er beleid voor gedetineerden met een zeker vlucht- of maatschappelijk risico (GVM). Zij kunnen allerlei extra toezichtmaatregelen krijgen, bijvoorbeeld bij bellen of bezoek ontvangen, of in hun bewegingsruimte binnen de inrichting. De oprichting van de Afdeling Intensief Toezicht (AIT) en de strengere maatregelen in de Extra Beveiligde Inrichting (EBI) zijn met een (zeer) versoberd regime de meest verregaande maatregelen.
Gevangenismedewerkers ervaren meer problemen en uitdagingen, zowel in termen van een zwaardere doelgroep als een verruwing van de omgangsvormen binnen de inrichting. Toch lijkt het absolute aantal zwaardere criminelen, betrokken bij ondermijnende criminaliteit, in de gevangenissen niet toegenomen. Tegelijkertijd zien de onderzoekers wel dat het percentage gedetineerden dat vastzit voor ondermijnende criminaliteit de afgelopen jaren is toegenomen. Deze toename is echter gering te genomen. Ook is er een groeiende groep langgedetineerden die drie jaar of langer vastzitten voor moord, doodslag of drugsgerelateerde delicten. Maar die toename vond vooral meer dan tien jaar geleden plaats.
De problemen en uitdagingen hebben geleid tot de genoemde maatregelen in de gevangenissen voor meer grip op de hoogrisico-groep. Volgens de onderzoekers beïnvloeden deze maatregelen het spanningsveld rondom veiligheid. Als eerste gaat dat om resocialisatie. Voorbereiding op terugkeer in de samenleving is, naast straf, een belangrijk doel van detentie. Door strengere regimes en meer toezicht komen die resocialisatiemogelijkheden in het gedrang. Een tweede dimensie van het spanningsveld betreft het toenemend belang van risico-denken. Dit vormt een wezenlijk onderdeel van het werk in de gevangenis. Maar waar het voorheen ging om risico’s voor terugkeer in de samenleving, wordt dit nu ook meer intern gehanteerd. Bijvoorbeeld voor plaatsing op de versoberde afdelingen of de GVM-status. Daarmee lijkt risicomijding steeds meer het handelen richting de doelgroep te beheersen. En dat heeft weer gevolgen voor de derde dimensie in het spanningsveld: humaniteit. Want meer focus op veiligheid maakt dat menselijke bejegening en maatwerk meer naar de achtergrond verdwijnen. Dit terwijl contact en humane omgang met gedetineerden juist de veiligheid en daarmee ook de resocialisatie kan bevorderen.
Vanwege de waargenomen verharding en de gevolgen van de maatregelen om daar meer grip op te krijgen, achten de onderzoekers een andere langetermijnvisie op veiligheid van belang. Een visie waarin - naast risico’s - meer aandacht is voor resocialisatie en humaniteit, zodat die gezamenlijk op een evenwichtige manier onderdeel uitmaken van het veiligheidsperspectief van DJI. En waarin DJI meer grip heeft en houdt op de hoogrisico-doelgroep en minder in de greep is van de hoogrisico-gedetineerden.
Andere aanbevelingen die de onderzoekers doen, gaan over de duidelijkheid van het begrip ‘hoogrisico’. Zo is er geen eenduidige definitie, en kunnen uit de informatiesystemen onvoldoende data worden gehaald om de ontwikkeling van deze doelgroep te volgen. In het verlengde hiervan bevelen de onderzoekers aan om de Bureaus Inlichtingen en Veiligheid te professionaliseren. Daarnaast bevelen ze een herbezinning aan op de plaatsingscriteria voor de AIT. Deze afdelingen lijkten bevolkt te worden door gedetineerden die soms ver weg staan van de georganiseerde criminaliteit, zoals personen die in afwachting zijn van plaatsing in een tbs-kliniek. Ook is het de vraag of de intensievere, en zeer arbeidsintensieve, monitoring van een beperkte groep gedetineerden effectief is om crimineel handelen vanuit de gevangenis te stoppen.