Seksueel misbruik tussen broers en zussen kan ook na jaren nog grote impact hebben op de familierelaties. Dat blijkt uit onderzoek van Sheila van Berkel, Iva Bicanic en Anja van der Voort, die slachtoffers met elkaar in gesprek brachten over hun ervaringen. ‘Ouders ontkenden of minimaliseerden het misbruik vaak.’
In tegenstelling tot seksueel misbruik tussen (groot)ouders en kinderen, is er nog relatief weinig bekend over misbruik tussen (stief)broers en -zussen. De laatste jaren komt daar verandering in, ziet Sheila van Berkel, die onderzoek doet naar het onderwerp. ‘Eén van de redenen waarom dit thema ondergesneeuwd is gebleven, is omdat seksueel misbruik tussen broers en zussen lastig te herkennen is. Bij seksueel gedrag tussen een volwassene en een kind is gelijk duidelijk: dit mag niet, dit is fout. Maar op het moment dat dit tussen twee minderjarigen gebeurt, wordt dat lastiger.’ Seksuele nieuwsgierigheid, zegt ze, hoort immers bij de ontwikkeling. Waar ligt dan de grens? Ook is verantwoordelijkheid lastiger aan te wijzen. ‘Als er iets gebeurt tussen een volwassene en een kind, is voor iedereen kraakhelder dat de verantwoordelijkheid bij de volwassene ligt. Bij twee kinderen is dit onderscheid voor ouders en professionals vager. Soms is dit voor slachtoffers ook onduidelijk: ‘Ben ik niet zelf schuldig? Ik heb er toch ook aan meegedaan?’
Die verwarring bij slachtoffers kan ook komen doordat hun omgeving, bijvoorbeeld ouders, het misbruik vaak ontkent of minimaliseert. Dat hoorden Van Berkel en haar collega’s terug in de gesprekken die ze voerden met slachtoffers die in hun jeugd door een broer of zus seksueel zijn misbruikt. In online focusgroepen brachten ze hen samen voor een gesprek over hun ervaringen met therapie. Van Berkel: ‘We kozen voor groepsinterviews omdat slachtoffers zo meer steun aan elkaar kunnen hebben. Ook kun je dan meer de diepte in: mensen vullen elkaar meer aan.’ Veel van hen vonden zo’n samenkomst spannend, maar ook inzichtgevend en fijn. ‘Voor veel van de deelnemers was dit de eerste keer dat ze iemand anders spraken die ook seksueel misbruikt was door een broer of zus; ze herkenden veel van wat anderen ervaarden.’
Een grote gemene deler waren de complexe emoties die slachtoffers naar hun families ervaarden. ‘Een enkeling had het niet aan zijn ouders verteld, ze droegen het misbruik als geheim met zich mee. Dat zorgde voor een gevoel van buitensluiting en eenzaamheid.’ Maar bij diegenen die het wel aan ouders verteld hadden, raakten relaties ook in de knoop. ‘Uit de verhalen van de participanten bleek dat familieleden vaak niet steunend reageerden of niet geloofden dat er sprake was geweest van misbruik. Soms reageerden ouders in eerste instantie soms wel steunend, maar na verloop van tijd vonden ze het toch vooral belangrijk om de draad als gezin weer op te pakken en bijvoorbeeld samen kerst te vieren.’
'Na een tijd vonden ouders het vooral belangrijk om de draad als gezin weer op te pakken'
Dit is een patroon dat volgens Van Berkel vaker in gezinnen opspeelt na seksueel misbruik: terug willen naar ‘normaal’. ‘Aan het begin schrikken ouders ervan: het is natuurlijk gigantisch moeilijk als je ene kind je andere kind iets aandoet, terwijl je van allebei evenveel houdt. Hoe ga je daarmee om? Dat is heel lastig.’ Daarom, zo ziet Van Berkel ook in de literatuur, dringen ouders er vaak op aan om de draad weer op te pakken, ook al kan dit voor het slachtoffer niet. ‘Voor de pleger van het seksueel misbruik is dat in veel gevallen makkelijker. Ouders willen er na een tijd ook niet meer aan denken. Die zeggen: ‘Wij hebben er aandacht aan besteed, we zijn er voor je geweest, kunnen we niet door? Je broer doet er toch ook niet moeilijk over om samen kerst te vieren?’
Terwijl, benadrukt Van Berkel, samen feestdagen doorbrengen in sommige gevallen niet meer reëel is. ‘Ouders moeten de emoties van het slachtoffer serieus te nemen, er niet overheen walsen. Wat jij als ouder wilt, is dan even niet relevant. Die teleurstelling kun je delen met je partner of vrienden, maar niet op het bordje van je kind leggen. En dan vier je kerst dus bijvoorbeeld de ene dag met je ene kind en de andere dag met je andere kind.’
In de focusgroepen vroegen Van Berkel en collega’s ook naar hoe slachtoffers de therapie hadden ervaren die zij hadden gekregen naar aanleiding van het misbruik. ‘We wilden vooral weten wat gewaardeerd werd, en welke aanpak minder goed werkte.’ Uit reacties bleek dat er heel vaak niet expliciet naar het misbruik werd gevraagd. ‘Omdat er schaamte is over het misbruik, erover praten het gezin kan schaden en doordat mensen soms nog twijfelen of het echt misbruik was, zullen mensen niet spontaan vertellen dat ze misbruikt zijn door hun broer of zus’. Het is dus van belang om als therapeut er expliciet naar te vragen: ‘Is er weleens iets vervelends gebeurd binnen of buiten je gezin?’ En als daar sprake van is, is het belangrijk als een therapeut open blijft staan voor het verhaal en echt wil luisteren, ook als het heftig is. ‘Deelnemers in ons onderzoek gaven aan dat hun trauma onderdeel was van hun leven. Elke dag kan er iets gebeuren wat het trauma triggert: een geur, een liedje, een geluid. Maar het helpt om er wel over te kunnen praten.’
'Elke dag kan er iets gebeuren wat het trauma triggert: een geur, een liedje, een geluid.'
Tot slot is Van Berkels voorzichtige devies aan behandelaars: zet de broer of zus die het seksueel misbruik pleegde niet weg als boeman. ‘Dit past bij sommige slachtoffers niet bij hoe ze over hun broer of zus dachten. Zo vertelde een participant: ik had een broer van ‘s nachts en overdag. Overdag kon ik met hem lachen, ‘s nachts lag ik in bed bang te wachten of hij zou langskomen.’ Die twee dingen kunnen naast elkaar bestaan. ‘Iemand die seksueel misbruik heeft gepleegd heeft geen hoorntjes op zijn hoofd. Het zijn ook de mensen die je helpen als dat nodig is. Of met wie je lol hebt op een personeelsuitje. Het gedrag is heel, heel fout, maar mensen zijn meer dan een aspect van hun gedrag.’