Klimaatverandering, chemische vervuiling, verzuring van oceanen. Het zijn voorbeelden van planetaire grenzen. ‘De mens heeft een verstorende invloed op de planeet en op de leefbaarheid voor mens, dier en het plantenrijk’, zegt senior wetenschappelijk medewerker Edwin Horlings van het CBS. ‘Wetenschappers hebben negen thema’s vastgesteld waarop menselijk handelen de meest verstorende effecten heeft. Dit zijn de planetaire grenzen. De gedachte is: blijven we binnen die grens, dan hebben we een goed idee hoe de aarde functioneert. Maar gaan we er overheen, dan weten we niet wat de gevolgen zullen zijn.’
Willen we de aarde leefbaar houden voor mens en dier, dan mogen de zogeheten planetaire grenzen niet worden overschreden. Maar hoe doen we dat? Hoe meten we in Nederland de impact van onze economie op de planetaire grenzen? En hoe komen we tot concrete ideeën die voorkomen dat we er overheen gaan? Vanwege haar allesomvattendheid en complexiteit heeft de benadering van planetaire grenzen een hoog abstractieniveau. Onderzoekers en beleidsmakers staan daarmee voor een flinke uitdaging. Het CBS en het RIVM spelen sinds deze maand met een raamwerk in op de behoefte om de opgave meer behapbaar te maken. Het bestaat uit twee delen. Allereerst een model dat inzicht kan geven in de relaties tussen economische activiteiten en druk op de leefomgeving. Ten tweede: een stappenplan dat wetenschappelijke kennis toepasbaar maakt.
Kiki Kersten is projectleider en onderzoeker circulaire economie bij het CBS. Zij zegt: ‘Overschrijding van grenzen zal een groot effect hebben op bijvoorbeeld onze manier van leven, onze omgeving en onze gezondheid. Vanuit de ministeries is daarom het verzoek geuit dat eraan moet worden gewerkt om binnen de planetaire grenzen te blijven. Ook wetenschappers hebben dit geagendeerd. Maar planetaire grenzen omvatten zóveel, hangen dermate met elkaar samen en zijn zó complex, dat niemand precies kan uitleggen wat deze ambitie daadwerkelijk betekent. Laat staan dat we weten wat de juiste maatregelen zijn om deze ambitie te realiseren.’ Horlings: ‘Politici en beleidsmakers willen weten hoe ze kunnen handelen en hebben behoefte aan concrete handvatten om binnen de planetaire grenzen te blijven. Hoe beïnvloeden economische keuzes de planetaire grenzen? En wat kun je daaraan doen?’
Kersten ontmoette eind 2023 Natascha Spanbroek, coördinator van het onderzoeksprogramma circulaire economie bij het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Ze bleken dezelfde ambitie te delen. Spanbroek: ‘We hadden beiden de ervaring dat het begrip planetaire grenzen vaak wordt genoemd in Nederlands en Europees beleid, maar dat het vervolg daarop eigenlijk onduidelijk is. Wanneer je opschrijft dat het doel is om binnen planetaire grenzen te blijven, wat betekent dat dan concreet? Zowel Kiki als ik wilden dat inzichtelijk maken. We wilden handelingsopties bieden.’ Kersten: ‘Het is belangrijk dat beleidsmakers en politici de planetaire grenzen begrijpen en handen en voeten kunnen geven aan de ambitie om binnen die grenzen te blijven. Er is behoefte aan concrete en meetbare opties om hun keuzes op te baseren. Dit raamwerk helpt hen die vertaalslag te maken.’
Horlings: ‘Daar komt bij dat zowel het CBS als het RIVM vooral kijken naar afzonderlijke zaken. We weten veel over bijvoorbeeld de hoeveelheid stikstof, biodiversiteit of watergebruik. Maar alles hangt met elkaar samen. Hoge uitstoot van broeikasemissies verandert bijvoorbeeld het klimaat. Dat heeft weer invloed op hoe boeren landbouw bedrijven, wat weer gevolgen heeft voor de biodiversiteit, etc. Het is dan ook belangrijk de cijfers over al die verschillende zaken met elkaar te combineren. Daarvoor wilden we ook aanknopingspunten bieden. Anders wordt alleen gekeken naar verschillende stukjes van een allesomvattend probleem en worden alleen beleidsvoorstellen gedaan voor die verschillende stukjes.’ Kersten: ‘Het is belangrijk dat verschillende ministeries gezamenlijk naar de uitdaging kijken en naar oplossingen zoeken die met elkaar samenhangen.’
Na hun ontmoeting diende Kersten een intern onderzoeksvoorstel in bij het CBS. Spanbroek deed hetzelfde bij het RIVM. Beide aanvragen werden gehonoreerd, waarna ze de financiële middelen samenvoegden en een zeskoppig CBS- en RIVM-team begon aan een verkenning en onderzoek. Spanbroek: ‘Zoals het essentieel is dat ministeries en beleidsmakers gezamenlijk optrekken, zo is het ook wenselijk dat kennisinstellingen dit doen. De benadering van planetaire grenzen brengt veel vragen met zich mee en vereist diepgaande kennis. Dan heb je verschillende invalshoeken nodig om tot het juiste plaatje te komen.’
Het resultaat van de inspanningen van het CBS- en RIVM-team is de publicatie ‘Naar een raamwerk voor het meten van de impact van de Nederlandse economie op de planetaire grenzen’. De auteurs, onder wie Horlings, Kersten en Spanbroek, beschrijven een model en stappenplan. Het CBS heeft zich vooral gericht op het eerste, het RIVM op het tweede. Het model – DAPSIR genaamd – brengt oorzaken, gevolgen en mogelijke beleidsmaatregelen met elkaar in samenhang. De auteurs hebben het als voorbeeld en illustratie gekoppeld aan twee planetaire grenzen: stikstof/fosfor en chemische stoffen, ook wel ‘novel entities’ genoemd.
Horlings: ‘Twee Canadese statistische experts hebben het model ooit ontwikkeld om de samenhang te bestuderen tussen economie en ecologie. Het leek ons ook nuttig voor de planetaire grenzen. D staat voor ‘drivers’: de basisbehoeften van de mens, zoals voedsel. A betekent activiteiten. In dit geval activiteiten om te voorzien in de behoefte aan eten, met verschillen zoals “aardappelen” of “vlees”. Denk ook aan import van voeding uit andere landen. P is ‘pressure’: de druk van activiteiten op het milieu. Bijvoorbeeld landbouw in eigen land, met het gebruik van (kunst)mest en bestrijdingsmiddelen. Die druk heeft invloed op de staat – de S – van onder meer milieu en klimaat. De staat heeft impact – de I – op bijvoorbeeld gezondheid van mensen. En de R staat voor respons: het beleidsmatige antwoord op A tot en met I als de grenzen mogelijk in het geding zijn. Hieronder valt bijvoorbeeld ook wat huishoudens en bedrijven doen om de effecten van A tot en met I tegen te gaan.’
Beleidsmedewerkers van verschillende ministeries hebben inmiddels kennisgemaakt met het model. Dat gebeurde tijdens workshops. Zij ervoeren welke inzichten DAPSIR zoal kan opleveren. Kersten: ‘Aan een van de tafels spraken deelnemers over voedselzekerheid. Hoe hebben onze economische activiteiten en milieudruk effect op onze voedselzekerheid? Daarbij kwam bijvoorbeeld het thema huisdierenvoedsel aan bod en de effecten en druk die dit heeft op de voedselzekerheid voor mensen. Waarom voeren we huisdieren vaak vlees? Dat leidt niet alleen tot hoge uitstoot van broeikasgassen, maar legt ook beslag op landbouwgrond en hulpbronnen die beschikbaar zouden kunnen zijn voor menselijke voedselvoorziening. Deze redenering leidt niet automatisch tot een voorstel om vlees voor huisdieren in te perken, maar helpt de implicatie in te zien van de huidige gang van zaken en wat de oorzaken en gevolgen zijn van ons handelen.’
Met een stappenplan worden beleidsmedewerkers geholpen om de DAPSIR-methode toe te passen. Het plan telt zeven fases: van ‘verhelder het vraagstuk’ tot ‘monitor en evalueer’. Deze worden gevisualiseerd. Spanbroek: ‘Het stappenplan past bij één van de taken van het RIVM: wij zijn de brug tussen wetenschap en beleid en willen kennis toepasbaar maken.’ De gezamenlijke inspanningen van de afgelopen periode smaken naar méér, aldus Kersten. ‘Dit is een vingeroefening geweest: een eerste verkenning op weg naar een systematiek om de Nederlandse druk op de planetaire grenzen te meten, te begrijpen én vooral toepasbaar te maken. Het heeft handvatten en toepassingsmogelijkheden opgeleverd, maar bijvoorbeeld geen indicatoren om dit complexe probleem compleet behapbaar te maken.’ Spanbroek: ‘Gezien de noodzaak van samenhang en gezamenlijkheid zou het mooi zijn als een aantal ministeries aan een aantal kennisinstellingen, waaronder het CBS en het RIVM, de opdracht zou geven om de aanpak stap voor stap te verbreden en nog beter toepasbaar te maken. Toepasbaarheid is de sleutel om de planetaire grenzen te bewaken en om ervan weg te blijven.’