Het door het CPB onlangs gepresenteerde rapport Zorgen om morgen bevestigt het alom aanwezige gevoel dat de vergrijzing in de nabije toekomst voor grote problemen gaat zorgen. Nu zal geen verstandig mens ontkennen dat het zaak is vooruit te kijken en plannen te maken voor een samenleving die verandert van samenstelling, maar ik wil toch enige kanttekeningen maken bij de zorgelijke toon die in de discussie gehanteerd wordt. Vergrijzing is in de ogen van mij als historicus namelijk tijdelijk, relatief en een kwestie van definitie.
De tijdelijkheid van het verschijnsel is af te leiden uit de bevolkingspiramide van ons land in 2000. We zien de opmerkelijke uitstulping van de naoorlogse geboortegolf. Na die uitschieter neemt de bevolkingsopbouw weer een ‘normale’ vorm aan. Het is de groep van wat tegenwoordig boomers genoemd wordt, die geleidelijk zijn weg baant door de piramide, maar uiteindelijk – de natuur is onverbiddelijk – zal verdwijnen. Zo rond 2040 is de last van deze groep op zijn hoogst om vervolgens af te nemen.
Vergrijzing is ook een relatief probleem. Wat vaak wordt vergeten is dat er twee groepen zijn die zorgen voor economische druk op de werkende bevolking, de ouderen, maar ook de jongeren. We spreken in dit verband van groene en grijze druk. In bijgaande grafiek is weergegeven hoe beide verschijnselen zich ontwikkeld hebben vanaf 1900 en tevens wat de totale last is en zal zijn tot 2060 (prognose CBS). Het is duidelijk dat na 2010 de grijze druk fors toeneemt om inderdaad in 2040 zijn hoogtepunt te bereiken. De daling van de groene druk is echter veel opvallender. Die daling zet in vanaf 1900, wordt onderbroken door de genoemde geboortegolf, maar stabiliseert vanaf 2000 op 40 per 100 werkenden. De totale druk volgt aanvankelijk de beweging van het afnemend aantal jongeren, maar wordt nu en in de nabije toekomst bepaald door de vergrijzing. Daar wijst het genoemde rapport met zorgelijke toon op. We moeten echter niet vergeten dat de totale druk in 2000 lager was dan ooit in de twintigste eeuw en in 2040 zal hij nauwelijks hoger zijn dan in 1965. Ook dat heeft de Nederlandse
samenleving overleefd.
Ten derde een opmerking over de definitie van vergrijzing. Het woord lijkt te duiden op het aantal ouderen. Toch is niet het aantal ouderen het probleem, maar het aantal pensioen- of eigenlijk AOW-gerechtigden. Daar zit een wezenlijk verschil tussen. Bedenk bijvoorbeeld dat de leeftijd waarop men met pensioen mag/moet al anderhalve eeuw op 65 is bepaald. Bedenk verder dat de levensverwachting bij geboorte sinds 1865 is toegenomen met 42,9 jaar voor mannen en met 44,1 voor vrouwen. Dat geeft een wat vertekend beeld omdat de zuigelingensterfte drastisch is gedaald sinds 1890, maar ook nog tussen 1950 en nu nam de levensverwachting voor mannen nog toe met 9,5 jaar en voor vrouwen met 10,4 jaar. Het is begrijpelijk dat het voor veel mensen psychologisch moeilijk te accepteren is als de pensioenleeftijd wordt verhoogd. Op basis van de ontwikkeling van de levensverwachting is die verhoging echter rationeel aanvaardbaar, zeker met het oog op de solidariteit met de jongere generaties. De verzekeringsdeskundige L. Yntema was in 1954 betrokken bij de doorrekening van het nieuwe pensioenstelsel. In 1963 schreef hij dat “men de invloed van de vergrijzing door een geleidelijke verhoging van de pensioenleeftijd (met één maand per jaar) vrij nauwkeurig zou kunnen neutraliseren”. Had men Yntema’s advies opgevolgd dan zou de leeftijd waarop Nederlanders AOW ontvangen nu 69,7 zijn. Dat is beduidend hoger dan de nu veel bekritiseerde leeftijd.
Er zijn kortom drie redenen waarom de sombere voorspellingen van het CPB gerelativeerd kunnen worden. Bovendien zijn de berekeningen gebaseerd op lineaire projecties van de huidige situatie. Dat is bedenkelijk want we zijn afhankelijk van de internationale economische ontwikkelingen en bovendien kan overheidsbeleid sturend optreden. In elk geval is het grootste museum ter wereld dat van de niet uitgekomen voorspellingen. Ik hoop dan ook dat het CPB-rapport uiteindelijk in dit museum bijgezet zal worden.
En tenslotte nog dit: het wordt hoog tijd dat we ons ook realiseren dat het een triomf van onze beschaving is dat we in staat zijn mensen zo veel langer en zoveel langer gezond te laten leven. Dat positieve geluid mag ook wel eens gehoord worden.