Tijdens onze werkoverleggen passeren veel casussen de revue.Jongen (8 jaar): wil niet naar school, heeft nauwelijks vriendjes en trekt zich het liefst terug op zijn kamer.Meisje (11 jaar): zegt soms niet meer te willen leven.Jongen (6 jaar): voorbeeldige en sociale leerling, maar heeft thuis extreme driftbuien en is moeilijk door zijn ouders te sturen.Moeder (27 jaar) met kinderen van 9 maanden en 2,5 jaar oud: totaal oververmoeid, enorm emotioneel, heeft zichzelf niet in de hand en schreeuwt soms tegen haar kinderen.Meisje (13 jaar): komt ’s avonds maar moeizaam in slaap en ligt vaak tot elf uur wakker in haar bed.Jongen (5 jaar): kan niet stilzitten en zich concentreren in de klas. Hij is continu afgeleid en reageert op alles wat er om hem heen gebeurt.
Diagnoses
Met deze opsomming van probleemgedrag kan ik nog wel een tijdje doorgaan. Datzelfde geldt voor alle diagnoses die voorbijkomen naar aanleiding van vermoedens van ouders, school of professionals: autisme, depressiviteit, suïcidaliteit, borderline, faalangstig, perfectionistisch, separatieangst, slaapstoornis, ADD, ADHD. De labels vliegen je om de oren.
Maar in die tien jaar dat ik nu werkzaam ben in de jeugdhulpverlening, heb ik nog nooit iemand horen opperen: ‘Zou er sprake kunnen zijn van hoogsensitiviteit? Zou het de gevoeligheid van deze cliënt kunnen zijn waardoor hij moeite heeft met school, met sociale contacten, met de thuissituatie?’
Hokjes
Pleit ik voor nog een nieuw label en een nieuw hokje om mensen in te stoppen? Zeer zeker niet! Ik ben zelfs best een beetje wars van hokjes. Soms helpen ze bij onze dagelijkse communicatie, maar ze kunnen ook zorgen voor veel te ver doorgetrokken generalisaties, die onze cliënten allesbehalve ten goede komen.
Het ene kind met ADHD is immers het andere niet. En de ene puber met faalangst kan een totaal andere aanpak nodig hebben dan die andere puber met faalangst.
Bewustwording
Waar ik echter wél voor wil pleiten, is meer kennis over hoogsensitiviteit bij professionals; voor meer professionals die deze karaktereigenschap, die bij ongeveer één op de vijf mensen aanwezig is, herkennen én erkennen.
Daarvoor is het mijns inziens nodig dat wij als professionals zonder vooringenomenheid of vaststaand label in het hoofd naar een kind of ouder blijven luisteren; dat wij als professionals ‘voorbij’ het problematische gedrag blijven zien; en dat wij als professionals blijven kijken naar de achterliggende behoeften waaruit het gedrag van de cliënt voortkomt.
Voorbij het gedrag
Want in sommige gevallen kan het problematische gedrag dat je aan de buitenkant ziet (bijvoorbeeld angstig zijn), wellicht worden verklaard door de (hoog)gevoeligheid van de cliënt.
Soms kan het problematische gedrag voor de cliënt een ‘logisch’ doel dienen, bijvoorbeeld omdat hij, niet wetende hoe anders om te gaan met zijn (hoog)gevoeligheid, zichzelf een overlevingsstrategie heeft aangeleerd. Zo kan overmatig gebruik van alcohol of drugs een manier zijn om met (hoog)gevoeligheid om te gaan.
Door niet alleen te focussen op wat we aan de buitenkant zien (het problematische gedrag), maar ook door oog te hebben voor de mogelijke oorzaak hiervan, starten we bij de bron. We plakken dan geen pleisters op uiterlijk zichtbare wonden, maar beginnen bij de werkelijke oorzaak van de kwaal.
Hoogsensitiviteit
Ik ben er inmiddels van overtuigd dat in sommige gevallen hoogsensitiviteit die diepere, werkelijke oorzaak is. Precies daarom pleit ik voor professionals die hoogsensitiviteit (h)erkennen en deze karaktereigenschap, daar waar nodig, toe kunnen passen als verklaringsmodel om richting te geven aan de begeleiding en ondersteuning van hun cliënten.
Hoe dit te doen? Daarvoor adviseer ik elke professional het boek Hoogsensitiviteit professioneel gezien van Annek Tol te lezen.
Wat mij betreft, zou dit boek verplichte literatuur moeten zijn voor alle studenten die een carrière in de hulpverlening ambiëren.
Deze blog is eerder gepubliceerd op voordezorg.net