Uithuisplaatsing is geen doel op zich, maar een ingrijpend middel om ervoor te zorgen dat een kind veilig is, zich goed kan ontwikkelen, of om een jeugdige een behandeling te geven die anders niet mogelijk is. Juist omdat uithuisplaatsing zo ingrijpend is en vaak traumatische gevolgen heeft is het relevant om te kijken of via andere wegen toch dezelfde doelen behaald kunnen worden (Dijkshoorn & Popma, 2020). Dit wordt onder andere geprobeerd door ambulante jeugdhulpverlening. Hoewel het landelijk beleid wel gericht is op het verdere ambulantisering van de jeugdhulp (van gespecialiseerde zorg met verblijf naar zorg dichtbij huis), lijkt deze verandering na de invoering van de Jeugdwet nog niet te zijn opgetreden. Zo zijn sinds de invoering het aantal voorlopige ondertoezichtstellingen juist toegenomen(1), terwijl het de vraag is of drang behulpzaam is. Het is nog onduidelijk of ernstige situaties sneller worden opgespoord doordat wijkteams meer zicht hebben op gezinnen of dat zij juist te snel grijpen naar juridische maatregelen, bijvoorbeeld door een gebrek aan deskundigheid of tijd om een situatie goed in te schatten. Daarom is het relevant om te zien welke rol ambulante jeugdhulpverlening kan spelen in het voorkomen van uithuisplaatsing. In het bijzonder kijken we naar de plek van krachtgezinnen in het huidige ambulante aanbod. In dit artikel gaan Martine Noordegraaf, lector Jeugd en Gezin aan de Christelijke Hogeschool Ede, en Salvo D’Agata, bedenker van krachtgezinnen en oprichter van Spring Up met elkaar in gesprek over deze vraag.(2) Monique D’Agata is in gesprek gegaan met krachtgezinnen en heeft een portret met citaten van krachtgezinnen verzameld.(3)
Martine Noordegraaf, Salvo D’Agata & Monique D’Agata
Martine: “Wat is een krachtgezin? En waarom vond je nodig om dit aanbod te ontwikkelen?”
Salvo: “Een krachtgezin is een gezin waarbij minimaal één van de ouders een ervaren HBO-jeugdzorgprofessional is met een SKJ- of BIG-registratie. Het krachtgezin is een sociaal ondernemer en heeft zodoende een eigen basis om zelfstandig te kunnen werken. Hierbij huurt het krachtgezin een gedragswetenschapper in voor specialistisch advies. Een krachtgezin gaat een horizontale verbinding aan met een vraaggezin en zal op het snijvlak van formele en informele zorg het vraaggezin leren kennen (samen eten, wandelen, met en zonder kinderen etcetera.) Door middel van kennis, observaties, coachende begeleiding en door het eigen gezin als inspiratiebron te gebruiken, worden de ouders van het vraaggezin ondersteund in het halen van doelen. Te denken valt aan: het verbeteren van de omgang met eigen kinderen en het versterken van het ondersteunend netwerk. Om de druk eraf te halen is het mogelijk om een kind van het vraaggezin incidenteel op te vangen in het krachtgezin voor een dag of weekend.
Na de transitie van jeugdhulp in 2015 was een toename zichtbaar in het aantal uithuisplaatsingen. Ik kom uit de wereld van gezinshuizen en weet wat de kracht is van professionele gezinnen. Toen ik hoorde van steungezinnen op vrijwillige basis, maar geen professionele variant ontdekte, stelde ik mij voor wat de voordelen zouden zijn van een professioneel steungezin. Het leek mij voor een vraaggezin inspirerend om een stevig en professioneel gezin te spreken op zelfstandige basis. Je krijgt dan niet snel het calimero-effect, wat je bij een grote zorgaanbieder met ambulant begeleiders wel zou kunnen hebben. Je mag ook aannemen, dat een professioneel gezin ten opzichte van een vrijwillig gezin, zwaardere problematiek aankan en dat je daar als gemeente zakelijke afspraken mee kan maken.”
Martine: “Kan je een voorbeeld geven van een krachtgezin en van een vraaggezin?”
Salvo: “Een voorbeeld van een krachtgezin is dat de vader jeugdbeschermer is geweest en meer concrete hulp wil geven aan gezinnen onder druk. Hij is daarom zzp’er geworden in de zorg. Moeder is basisschoollerares voor drie dagen in de week en ziet ook nood die achter haar bureau niet op te lossen is. Samen hebben zij voldoende kennis over opvoedvraagstukken. Zelf hebben zij drie kinderen in de tienerleeftijd en hebben al eens voor een paar maanden een netwerkpleegkind in huis gehad. Hun eigen kinderen zijn zo ook bekend geraakt met de nood in een ander gezin. Het krachtgezin heeft een kamer vrij voor een kind van een vraaggezin als deze incidenteel opgevangen moet worden. De krachtgezinouders kunnen de onderlinge professionele samenwerking, die zij ervoor misschien niet hadden, als een echte meerwaarde zien. Daarnaast zullen zij een zelfstandige basis kunnen behouden in de vorm van een onderneming. Ook kan de ouder van het krachtgezin soms praktisch even helpen met het opruimen van het huis of het vinden van technische hulp voor de wasmachine. Het krachtgezin woont binnen 30 minuten reisafstand van het vraaggezin.
Een (fictief) voorbeeld van een vraaggezin is een gezin waarbij meerdere jaren op verschillende manieren hulpverlening is geweest binnen het gezin. Bryan (10) is gediagnostiseerd met ADHD en heeft ASS-problematiek. Dit was al geconstateerd tijdens zijn verblijf in een Medisch Kleuterdagverblijf. Barbara (12) heeft een vroege vorm van suikerziekte en is licht verstandelijk beperkt. De moeder (35) is gescheiden. Vader is uit beeld en zij woont samen met haar vriend. Deze vriend (36) is feitelijk stiefvader. Moeder krijgt therapie omdat haar vader vroeger een alcoholverslaving had. Stiefvader heeft een kleine garage en maakt lange dagen. Ook geeft hij te makkelijk geld uit en bestaat het vermoeden dat hij gokt. Met name het gedrag van Bryan geeft de meeste druk op het gezinssysteem. School gaat slecht en hij spijbelt soms. Ook gaat hij in tegen het gezag van zijn moeder en stiefvader, wat erg verwarrend kan zijn voor zijn zus Barbara. Hij gooit soms met spullen naar zijn moeder als stiefvader er niet is. Verder is hun woning onderhoudsgevoelig. Het gezin komt net rond, maar ouders maken zich vooral zorgen om de aankomende pubertijd van Bryan. Hij is heel beïnvloedbaar. Ze voelen zich onmachtig en zijn bang dat ze hem verliezen.”
Door middel van onderzoek, uitgevoerd door bachelorstudenten Sociaal Werk aan de Christelijke Hogeschool Ede moest duidelijk worden wat het huidige aanbod van ambulante jeugdhulpverlening is. Het doel was om in kaart te brengen welke vorm die hulpverlening zou moeten aannemen om te kunnen voorkomen dat er een uithuisplaatsing nodig was. De reden voor dit onderzoek is ook de aaname dat het huidige aanbod soms tekort schiet. De studenten moesten achterhalen en onderbouwen danwel verwerpen dat dit inderdaad het geval is. De studenten hebben de vraag in een lokale context toegepast, namelijk door een advies te schrijven voor de gemeente Ede ten aanzien van hun aanbod van ambulante jeugdhulpverlening.
Martine: “Een spannende vraag om aan studenten mee te geven. Want wat nu als zij hadden gevonden dat jullie aanbod al lang bestaat of dat ouders hier helemaal niet op zitten te wachten? Ben je zo zeker van je zaak of stond je ook open voor een eventuele bijstelling van de koers?”
Salvo: “Sinds 2008 werk ik in de hulpverlening. Vooral in mijn periode bij Gezinshuis.com tussen 2011 en 2018 heb ik een landelijk overzicht gekregen van het marktaanbod voor kwetsbare gezinnen. Daarin kwam ik geen professionele steungezinnen tegen. Ook in mijn netwerk met verschillende niveaus van medewerkers heb ik veel nagevraagd, maar ben ik het niet tegengekomen. Monique, mijn medevennoot, is pedagogisch medewerker en heeft ambulante ervaring, maar kende het ook niet. Dus ik weet wel vrij zeker dat het niet bestaat.
Verder probeerde ik mij in te leven in een vader van een kwetsbaar gezin. Ik zou als vader het prettiger vinden om van een sterk ander gezin een luisterend oor te krijgen, adviezen en begeleiding, dan van een hulpverlener die vanuit een organisatie werkt, waarvan ik niet altijd weet wat er in die organisatie besproken wordt. Nu ben ik niet de norm, dat weet ik. Maar ik bedacht wel, dat er toch zeker ouders zullen zijn die er ook zo over denken.
Daarnaast hielp de aanpak van de studenten goed. Ze waren correct, kritisch, constructief en kregen goede begeleiding. Dat maakte dat ik in het geheel vertrouwen had, wat de uitkomst ook zou worden.”
Martine: “Heeft de gemeente Ede deze vraag zelf gesteld en waren zij ook betrokken bij het bedenken van de opdracht voor het onderzoek? Hoe is jullie samenwerking met gemeentes en wat voor relatie willen jullie met hen opbouwen?”
Salvo: “Ik heb de gemeente Ede zelf benaderd. Van 2001-2008 heb ik daar als beleidsmedewerker gewerkt en had nog wat contacten. Dus ik heb gewoon mijn weg proberen te vinden. Toen ik mijn visie deelde aan de verantwoordelijke beleidsmedewerkers kreeg ik groen licht om het als pilot te proberen. Ede werd betrokken bij de opzet van de opdracht en heeft medewerking verleend aan het onderzoek. Spring Up (de organisatie van Monique en Salvo, red.) is geen zorgaanbieder en wil dat ook niet worden. Wat we wel willen doen is gemeenten inspireren en helpen om krachtgezinnen te vinden. Spring Up kan deze werven en selecteren. Ook kan Spring Up het proces van matching met vraaggezinnen tot op zekere hoogte begeleiden. Zolang het maar niet om inhoudelijke en privacygevoelige informatie gaat van het vraaggezin.
Verder zal Spring Up met een servicecontract het krachtgezin blijven ondersteunen, zodat deze vitaal blijft, overzicht houdt en bij ingewikkelde kwesties terug kan vallen op onze adviezen. Mijn medevennoot Monique heeft een SKJ-registratie. Dus op inhoud hebben wij ook kennis en ervaring om mee te denken. De gemeenten Heerde, Renkum en Arnhem staan ook open voor het inzetten van krachtgezinnen. Gemeente Westerkwartier in Groningen is deze variant serieus aan het onderzoeken.”
Ouders noemen niet expliciet welke vorm van hulp ze graag hadden willen zien. Wel noemen ze voorwaarden waar een vorm volgens hen aan moet voldoen. De belangrijkste voorwaarden zijn intensief contact, erkenning, duidelijkheid, positieve aansporing, praktische hulp en hulp in de eigen leefomgeving. Experts benoemen ook het belang van een goede analyse, en in recent onderzoek naar wat ouders verwachten van jeugdhulp komt ook naar voren dat ze het belangrijk vinden dat de hulp op het hele gezin wordt gericht (Nooteboom, Kuiper, Mulder, Roetman, Eilander & Vermeiren, 2020).
Martine: “De studenten kwamen tot de conclusie dat een krachtgezin geen intensieve vorm van ambulante jeugdhulpverlening is. Ik krijg zelf een andere indruk. Wat is jouw reactie daar op en hoe komen de studenten tot deze conclusie?”
Salvo: “Persoonlijk denk ik dat met circa 10 uur per week tot je beschikking je toch wel kan spreken van intensieve ambulante hulpverlening. Temeer ook omdat je in staat bent een professionele vriendschap aan te gaan. Je kijkt letterlijk en figuurlijk bij elkaar in de keuken. Dat maakt dat je als hulpverlener veel intensiever betrokken bent en moet leren spelen met de kansen en mogelijkheden die het dagelijks leven bieden.”
Uit een expert-interview komt naar voren dat in ambulante jeugdhulp en in een aanloop naar een uithuisplaatsing vaak een analyse wordt gemist. Volgens dezelfde expert kan er dan nooit de beste hulpverlening worden ingezet. Want op basis van deze analyse wordt gekozen welke zorg er moet worden geboden.
Martine: “Wil je hier eens op reageren? Hoe kan een krachtgezin dit aanpakken? Vinden jullie de analyse van het probleem belangrijk? Wie zou dat moeten doen?”
Salvo: “Wat ik van de studenten heb begrepen is dat het vooral nodig is een goede analyste maken vóórdat er voor een hulpverleningsvariant wordt gekozen. Soms wordt dit overgeslagen vanwege de urgentie van de nood. Maar mocht er vóór de inzet van een krachtgezin een goede analyse zijn gemaakt, ben ik wel van mening dat het krachtgezin door observatie en methodisch handelen kan bevestigen of deze analyse juist is of moet worden bijgesteld.
Een expert brengt ook in dat er nu vaak niet gezocht wordt naar mogelijkheden om de ouders te ontlasten en zegt: “(..) kijk heel veel ouders zijn op een gegeven moment gewoon overbelast hè, en
gestresst. Dan is het moeilijk om toe te komen aan eigen ontspanning en weer een beetje op adem komen. Dus ik denk dat we nog heel veel kunnen met kinderen opvangen in weekenden, door de week een nachtje, in allerlei gezinnen, en dat kan je eigen familie zijn, dat kunnen je buren zijn (..).”
Martine: “In mijn ogen is de mogelijkheid tot flexible opvang van het kind een groot voordeel van krachtgezinnen. Maar waarom moet dat eigenlijk in het krachtgezin? Kan een ambulant jeugdhulpverlener niet zoeken naar andere mogelijkheden tot logeren?”
Salvo: Ja, het is zeker mogelijk om andere gezinnen te benaderen of familie. Wel is het zo dat een krachtgezin het betreffende kind eens goed kan meemaken en samen met de eigen kennis en kunde de beleving kan ervaren van het vraaggezin. Daarmee kan naar ik verwacht meer op maat begeleiding worden gegeven aan de vraagouders. Je kunt als krachtgezinouder wat makkelijker zeggen: “Ik heb ook de boosheid en plotselinge agressie ervaren van je zoon. Dat is best heftig. Zullen we een manier bedenken hoe daarmee om te gaan? Ik ken de principes van ‘geweldloos verzet’, misschien dat die aanknopingspunten geven. Zullen we eens kijken?”
Een ander punt is uitvoering. Het gaat hier expliciet over de uitvoering van ambulante hulpverlening. Hierover vertelde een expert dat ze in de praktijk zag dat hulpverleners zich niet helemaal aan het boekje houden. Hier bedoelde ze dat ambulante programma’s uitgevoerd moeten worden volgens het boekje en dat het geen slap aftreksel moet zijn. De andere expert sloot zich daarbij aan, hij gaf aan een voorstander te zijn van ambulante hulp, maar hij vond ook dat hulpverleners nog veel te leren hebben. Vervolgens noemde zij verschillende randvoorwaarden voor hulpverleners die deze interventies uitvoeren, zoals het opleidingsniveau en de grootte van de caseload.”
Martine: “Hier belanden we op een heikel punt, want voor krachtgezinnen is er nog helemaal niet zo’n boekje als ik het goed heb. Willen jullie wel tot een handleiding en een goed onderbouwde interventie doorontwikkelen? En wat betekent het voor de eerste krachtgezinnen dat zij hun werkwijze deels nog moeten ontwikkelen?”
Salvo: “Dat willen we zeker. Het nadeel van een nieuwe variant is dat de praktijk zich nog moet bewijzen, maar op de een of andere manier valt er bij veel mensen een kwartje. Als een gezinshuisouder als professional stevigere problematiek aan zou moeten kunnen in vergelijking met een pleeggezin, dan zou een krachtgezin dat moeten kunnen in vergelijking met een steungezin.
We bevragen de krachtgezinouders in het selectieproces onder meer op de methodieken die zij willen gebruiken. Dit zal terug moeten komen in hun portfolio zodat het voor het vraaggezin, het sociaal team, de gedragswetenschapper en de eventuele gezinsvoogd helder is waarlangs zij werken. Maar het lijkt mij erg waardevol om een eigen kennisbron te ontwikkelen, waaronder ook een goede handleiding. Met de krachtgezinnen gaan we jaarlijks bij elkaar komen om van elkaars ervaringen te leren. Ook hoop ik dat de Christelijke Hogeschool Ede hierin een rol wilt spelen. De geworven krachtgezinnen vinden het interessant om een nieuwe hulpverleningsvariant te ontdekken en een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling ervan.”
Martine: “Er zijn nog een aantal vragen die mij na het lezen van de scriptie en het bestuderen van de literatuur en de interviews te binnen zijn geschoten. Hoe ziet bijvoorbeeld de relatie tussen krachtgezinnen enspecialistische hulp eruit? Kan er een bijvoorbeeld een psychiater worden ingeschakeld?”
Salvo: “Dat kan zeker. Ik denk bijvoorbeeld aan relatietherapie voor ouders, of EMDR-therapie voor een van de kinderen. Dit gaat dan wel in afstemming met het sociaal team.”
Martine: “Waarom duurt de interventie negen tot twaalf maanden? Moet deze niet zoals 10 Voor Toekomst ook meerjarig kunnen zijn, waardoor langdurige en flexibele gezinshulp wordt geboden? Hebben we het niet juist over gezinnen die de steun structureel nodig hebben?”
Salvo: “Dit kan inderdaad langer duren. Voor Spring Up was het zoeken naar hoe een krachtgezin bij gemeenten aan de orde te stellen. Meestal kwam de vraag terug: waarom iets nieuws erbij? We hebben alles al. Daarom moest ik krachtgezinnen vlak voor een uithuisplaatsing positioneren, waar bestaande ambulante zorg de eigen grenzen had bereikt. Want uithuisplaatsing voorkomen wil iedereen. Helemaal met die toename van uithuisplaatsingen en oplopende kosten voor gemeenten. In dat geval ga je praten over wat nodig is om het thema uithuisplaatsing van tafel te halen. Dan zou je zeggen, dat een krachtgezin na negen á twaalf maanden wel het een en ander bereikt moet hebben. Uiteindelijk verwacht ik dat als we het voordeel gaan merken van krachtgezinnen, dat deze ook eerder ingezet kunnen worden. Dat lukt misschien met minder uren dan die 10 uur per week en langer dan een jaar. Ik denk dat een krachtgezin ook twee tot maximaal drie vraaggezinnnen kan ondersteunen. Ik hoop dus dat krachtgezinnen uiteindelijk breder worden ingezet dan alleen op het allerlaatste moment.”
Martine: “In de scriptie komt krachtgezinnen, samen met Families First (FF) als beste uit de test. FF duurt echter maar vier tot zes weken. Kan dit niet een mooie aanloop zijn naar een krachtgezin, zeker als FF ervaring heeft met het maken van een goede analyse en richting kan meegeven aan het krachtgezin?”
Salvo: “Dat is een interessante benadering. Dit zou zeker een mooi voortraject kunnen zijn. Wij staan daar zeker voor open.”
Martine: “Kan het komen tot een uithuisplaatsing ook een uitkomst zijn? Soms lijkt er ook wat taboe op te rusten. Ik zie vooral dat het ontbreekt aan goede hulp aan ouders bij het komen tot een dergelijke afweging, en dat het dan alles of niets is. Zijn er geen tussenvormen denkbaar waarbij ook de zorg voor de ouder en de relatie tussen ouder en kind onderdeel is van de aandacht van het krachtgezin? Een moeder in een interview zegt daarover dat ze graag had gezien dat haar meer begeleiding was aangeboden, vooral in de periode vóórdat haar kinderen uit huis werden geplaatst.”
Salvo: “Mijn indruk is dat een krachtgezinouder hier een meerwaarde in kan hebben. Belangrijk daarbij is dat deze ouder zich goed blijft bewegen binnen zijn opdracht. Als de opdracht het begeleiden van de vraagouders bij uithuisplaatsing is, dan is dat helder. Loopt de opdracht over van voorkomen naar begeleiding tijdens, dan is deze misschien spannender. Als een krachtgezinouder merkt dat hij zijn opdracht (voorkomen van uithuisplaatsing) niet bereikt, dan moet het besluit om de weg in te slaan richting uithuisplaatsing liggen bij het sociaal team. Het krachtgezin moet dit niet bepalen, maar het vraaggezin moet ook niet de beleving krijgen dat het krachtgezin hierop heeft aangestuurd. Als die veiligheid er is, kan een krachtgezin heel goed bij uithuisplaatsing op maat begeleiding bieden aan het vraaggezin.”
De samenwerking tussen het lectoraat Jeugd en Gezin en Spring Up vindt plaats in een professionele leergemeenschap (PLG). Dit is een team van docenten, onderzoekers, professionals en studenten die samen leren rondom vragen uit de praktijk. Het gaat om kennisontwikkeling rondom een professie die ten goede komt aan het leerproces van de student, de ontwikkeling van het werkveld en het beroepsonderwijs. Het doel van de PLG’s is om studenten, docenten, onderzoekers en professionals te professionaliseren rondom een bepaald thema dat relevant is voor de opleiding en het werkveld en om alle betrokkenen te stimuleren in hun onderzoekende houding. Zo ontstaat een lerende en onderzoekende praktijk waarin kennisontwikkeling centraal staat.
Martine: “We zijn klein begonnnen: jij als opdrachtgever, de studenten, de coach van de studenten en ik als lector. Hoe kunnen we deze PLG nog beter benutten? Ik zou bijvoorbeeld graag zien dat ook de gemeente Ede, een krachtgezin en een vraaggezin aansluiten zodat we samen de interventie al lerend (en bekritiserend) kunnen doorontwikkelen. Ook zou een docent erbij uit het uitstroomprofiel jeugdzorg helpen. Die is dan in één keer bijgepraat over het huidige aanbod en kan studenten daarin lesgeven.”
Salvo: “Het zou mooi zijn als de gemeente Ede, een krachtgezin en een vraaggezin aan kunnen sluiten. Wellicht ook een gedragswetenschapper of jeugdbeschermer. Het lijkt me ook heel goed om van meer kanten kritisch te kijken naar de mogelijkheden en onmogelijkheden van een krachtgezin. Wellicht dat binnen de PLG de eerste kaders kunnen worden ontwikkeld voor een methodiek voor krachtgezinnen. Ook kan ik me voorstellen dat er eens een gastles wordt gegeven door Spring Up en een krachtgezin. Wellicht dat we ook op kunnen trekken met een andere HBO.”
Martine: “Heb jij al een idee voor een opdracht voor studenten voor volgend jaar?”
Salvo: “Een volgende opdracht zou zijn een inventarisatie van de huidige vier krachtgezinnen of een onderzoek naar welke methodieken in theorie het beste aansluiten op de praktijk van krachtgezinnen.”
________________________
(1) https://www.rekenkamer.nl/actueel/nieuws/2020/05/20/acute-jeugdbescherming-is-gegarandeerd
(2) In dit artikel wordt geput uit: Erkelens, D. & Verboom, R. (2020). Waarom moeilijk doen, als het thuis kan? Een vergelijking tussen ambulante hulpverleningsvormen en de hulp die ouders willen ontvangen wanneer uithuisplaatsing dreigt. Bachelorthesis sociaal werk. Ede: Christelijke Hogeschool Ede. Ook zijn de interviews met ouders en experts terug geluisterd en opnieuw geanalyseerd.
(3) Op de volgende pagina zijn de portfolio’s van de huidige krachtgezinnen te lezen https://www.springup.nu/casussen/krachtgezinnen-2-2/
Dijkshoorn, P., & Popma, A. (2020). Streven naar nul. Kind & Adolescent Praktijk, 19, 44-46.
Nooteboom, L. A., Kuiper, C. H., Mulder, E. A., Roetman, P. J., Eilander, J., & Vermeiren, R. R. (2020). 'What Do Parents Expect in the 21st Century? A Qualitative Analysis of Integrated Youth Care.' International Journal of Integrated Care, 20(3).