Menu

Filter op
content
PONT Zorg&Sociaal

0

Jeugdhulp volgens Jos de Blok: het kan zoveel eenvoudiger!

De laatste tijd laait de discussie over de herzieningen van het jeugdstelsel weer op. In een college tijdens de Inspiratieweek ‘Jeugdhulp. Alles in het werk’ (20 t/m 24 juni jl.) liet ook Buurtzorg-directeur Jos de Blok zich hierover uit. Zijn boodschap is helder: geef professionals de ruimte om net dat beetje meer te doen dan alleen het strikt noodzakelijke. Klinkt eenvoudig, maar hij zei er niet bij dat het ook eenvoudig is om te doen.

22 juli 2022

Blog

Blog

Fragment uit Collegetour met Jos de Blok (Jeugdzorg werkt!)

Jos de Blok is vooral bekend door zijn onderneming Buurtzorg Nederland. Maar hij heeft meerdere andere initiatieven, waaronder Buurtzorg Jong. Dit is een kleine en innovatieve organisatie die vrij-toegankelijke hulp biedt aan kinderen, jongeren en gezinnen die vragen hebben, problemen ervaren of zich zorgen maken.

Het is inmiddels een bekend devies, maar als we, zoals Jos de Blok stelt, redeneren vanuit de vraag: ‘hoe managen we een ingewikkeld bestel?’, dan gaan we allerlei KPI’s en protocollen opstellen om controle te houden. Zo wordt het nodeloos ingewikkeld. Als we redeneren vanuit de vraag: ‘hoe krijgen we goede professionals op een zo simpel mogelijke manier bij de mensen die ze nodig hebben?’, dan houden we de zaken juist eenvoudig.

En zo zijn er meer relevante punten die Jos de Blok noemde in zijn college.

1. Het gaat om de kennis van vakmensen

De Blok wil een netwerk van mensen die ongeveer hetzelfde willen met de jeugdzorg, die uitwisselen hoe het gaat en wat er beter kan. De patronen zijn immers overal hetzelfde. Hulpverleners en mensen in het veld kunnen heel goed zien wat werkt en wat beter kan. Dat levert meer op dan de nieuwe, meer controlerende regels van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ), de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) en het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS).

2. Minder versplintering en méer autonomie

In de jeugdhulp pleit De Blok voor een landelijk kader waarin we afspreken welke functies we nodig hebben en welk opleidingsniveau daarbij hoort. Hij gaf het voorbeeld van de wijkverpleging: het werk dat vroeger door één persoon werd gedaan, is inmiddels opgesplitst in twaalf rollen en specialismen, met allerlei (overbodige) organisatieproblemen tot gevolg. Dit ziet hij in de jeugdhulp ook gebeuren. Door de functies zo breed mogelijk te maken, wordt het werk effectiever en leuker en de organisatie eenvoudiger.

3. Verantwoording: ja, alleen wat nodig is

Buurtzorg Jong heeft als regel: we doen alleen wat zinvol is. Met een gezin een plan opstellen doen ze, maar dat plan vervolgens laten afstempelen, of de uren noteren, doen ze niet. Ontstaat er dan geen discussie? Ja, zegt De Blok, maar dat gebeurt steeds minder. Op de vraag wat men moet met tientallen productcodes van gemeenten, was het antwoord: bij Buurtzorg Jong is er maar één: jeugdhulp, maar daarnaast is er ook specialistische hulpverlening die door anderen wordt gedaan.

Buurtzorg Jong houdt bij hoeveel ze gemiddeld per cliënt besteden. Zo lang dat klopt, is er niks aan de hand. Dat is voor de buurt/wijkteams in de eerste lijn makkelijk geregeld, maar er zijn steeds meer buurten en wijken waar teams van specialistische hulp ook op deze manier werkten. Met deze opzet kan veel, maar niet al het werk worden gedaan. Daarnaast is er een aantal specialisaties dat minder vaak nodig is. Dit alles kan goed in een landelijk kader geregeld worden.

4. Wie wil nog in de jeugdzorg werken?

Het frame van personeelstekort is volkomen achterhaald, aldus De Blok. De enige vraag die er echt toe doet is: ‘waar willen mensen nog werken?’ Als we het werk in de jeugdhulp onaantrekkelijk maken, stemmen mensen met hun voeten. Drie zaken zijn daarbij van belang: variatie in het werk, professionele autonomie en collegiale ondersteuning. Als we daarvoor kunnen zorgen, zullen er altijd mensen zijn die bij ons willen (blijven) werken.

Volgens De Blok zijn jeugdhulporganisaties verstrikt geraakt in allerlei KPI’s, die niets toevoegen aan het daadwerkelijke werk. Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) verzamelt cijfers en data over soorten zorgtrajecten, uitgaven, personeelsverloop, ziekteverzuim bij organisaties, enzovoorts. Het in kaart brengen en verzamelen kost veel werk en tijd en voegt weinig toe.

Nuttige KPI’s

Volgens mij zijn er een paar KPI’s die wél nuttige informatie leveren. Die gaan echter niet over organisaties, maar over de buurten en wijken waar de jeugdhulp georganiseerd wordt.

  1. De hulp die helpt: het percentage van de jeugdigen/gezinnen uit de buurt/wijk/gemeente dat na hulp weer zelf verder kan. Er zijn buurten die op dit terrein 90 procent scoren.

  2. Hoe lang duurt het voordat een jeugdige/gezin wordt geholpen met hulp die echt helpt?
    Er zijn wijken waar dat drie tot vier weken duurt, voor 90 procent van de hulp.

  3. Welk deel van de tijd spenderen we aan hulp en welk deel aan verantwoording? Je kunt daarbij kijken naar de hulpverleners, maar ook naar de managers en administrateurs die nodig zijn om alles te regelen. Ik schat de variatie tussen 80 en 40 procent.

  4. Werkplezier: we kunnen de hulpverleners vragen hoe zij de variatie, autonomie en collegiale steun in de wijk ervaren, en kijken of we het ieder jaar een klein beetje beter kunnen doen.

Om deze informatie op buurt/wijkniveau te verzamelen, heb je een goed lokaal netwerk nodig. Het is handig als de gemeenten helpen om dat op te zetten en te onderhouden. Daarnaast kunnen gemeenten natuurlijk ook veel van elkaar leren, want de verschillen zijn behoorlijk groot. Niet onbelangrijk: in een eerdere blog laat ik zien dat gemeenten die goed presteren structureel lagere kosten hebben, dus kwaliteit betaalt zichzelf terug.

En wat betekent dit voor de herziening van het stelsel waar het ministerie van VWS op dit moment mee bezig is? VWS zou met de volgende punten aan de slag moeten gaan:

  • voer een stelsel in waarin wordt opgenomen welke vormen van jeugdhulp er zijn, en welk opleidings- en ervaringsniveau daarbij hoort;

  • bepaal welke hulp – en hoeveel – het niveau van de gemeenten of inkoopregio’s overstijgt, en maak daar een landelijke regeling voor met voldoende capaciteit.

  • stimuleer een netwerk waarin professionals kunnen uitwisselen wát werkt (en hoe en waarom), sluit daarbij aan bij initiatieven die er al zijn, zoals van 1sociaaldomein.nl.

Kortom, als we ons op de professionals richten, wordt de uitvoering eenvoudiger en beter, en is een omvangrijke stelselherziening niet nodig.

Artikel delen

Reacties

Laat een reactie achter

U moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.