In 1900 leven veel arbeidersgezinnen in bittere armoede. Ze wonen in krotten, verdienen weinig geld en sociale voorzieningen zijn er niet. Ook kinderen moeten werken, bijvoorbeeld in fabrieken. Verwaarlozing, mishandeling en uitbuiting van kinderen is een groot probleem, net als jeugdcriminaliteit. De overheid grijpt in. Begin 20ste eeuw wordt de Leerplichtwet ingevoerd en kort daarna volgen de Kinderwetten, die de rechter de mogelijkheid geven om ouders het gezag te ontnemen en kinderen uit huis te plaatsen. Ook komt er apart jeugdstrafrecht voor kinderen tot 18 jaar, waarbij de nadruk ligt op heropvoeding in plaats van vergelding.
Op 1 november 1922 wordt een gespecialiseerde rechter toegevoegd aan ons rechtsbestel, die niet alleen verstand heeft van recht, maar ook van de ontwikkeling van kinderen. Die kinderrechter gaat zich bezighouden met jeugdbescherming en jeugdstrafrecht. In Kamerstukken wordt deze nieuwkomer beschreven als een snelle, flexibele, makkelijk toegankelijke rechter, die voortdurend op de hoogte blijft van wat er speelt bij kinderen en hun gezinnen en zich persoonlijk met hen bemoeit. De kinderrechter krijgt een nieuw instrument: de ondertoezichtstelling, die het mogelijk maakt gezinnen te volgen en in te grijpen als dat nodig is.
Zo krijgt de kinderrechter een centrale positie in de levens van kinderen met wie het niet goed gaat. De rechter beslist of een kind onder toezicht wordt gesteld, stuurt de gezinsvoogden aan die gezinnen moeten begeleiden, bepaalt welke hulpverlening er wordt ingezet en is betrokken bij de beslissing om een kind te vervolgen als er sprake is van crimineel gedrag. Moet een kind uit huis worden geplaatst, dan beslist de rechter naar welk pleeggezin of welke instelling het gaat. De betrokkenheid bij de kinderen is groot. Kinderrechters kennen hun pupillen en bemoeien zich actief met hun ontwikkeling. Is er een probleem, dan kunnen kinderen, hun (pleeg)ouders en gezinsvoogden naar het wekelijkse spreekuur van de rechter om daarover te praten.
In de wereld van het jeugdrecht leven warme herinneringen aan kinderrechters van het eerste uur. Johanna (Han) Hudig bijvoorbeeld - de eerste vrouwelijke rechter in Nederland - wordt geroemd om haar deskundigheid, warmte en natuurlijk gezag waarmee ze conflicten wist op te lossen en alle neuzen dezelfde kant op kreeg. Belangrijke eigenschappen voor een rechter, helemaal als in de jaren 70 steeds meer mensen gaan scheiden en het aantal geschillen over omgang met de kinderen en ouderlijk gezag groeit. Maar er rijzen ook zorgen over de machtige positie van de kinderrechter. In een rechtsstaat hoort iedereen gelijk behandeld te worden. Die rechtsgelijkheid kan in het geding komen als de ene rechter zich heel sterk om kinderen bekommert en de andere veel minder. En is zo’n nabije rechter wel onafhankelijk en onpartijdig genoeg? Klopt het wel dat hij over het opleggen van maatregelen én de uitvoering gaat, en persoonlijk gezinsvoogden kan vervangen?
Discussie daarover leidt in 1995 tot een wetswijziging waardoor de kinderrechter meer op afstand komt te staan. De rechter neemt alleen beslissingen als daar om gevraagd wordt, door jeugdzorginstanties, ouders of door de Raad voor de Kinderbescherming of het Openbaar Ministerie, die allebei om ondertoezichtstelling kunnen vragen als vrijwillige hulp niet werkt. De gezinsvoogdijinstelling (tegenwoordig bekend als ‘gecertifeerde instelling’) gaat voortaan over de uitvoering, bepaalt welke hulp wordt ingezet en waar een uithuisgeplaatst kind terechtkomt. De instelling kan ook zelfstandig beslissen dat een uithuisplaatsing niet verlengd hoeft te worden. Als de Raad voor de Kinderbescherming het daar niet mee eens is, kan de kinderrechter dat besluit toetsen.
In 2015 volgt een nieuwe grote ontwikkeling. De Jeugdwet wordt ingevoerd. Gemeenten worden verantwoordelijk voor de jeugdzorg en sluiten contracten af met gecertificeerde instellingen voor de uitvoering van jeugdbescherming en jeugdreclassering. Kinderrechters krijgen onder deze wet weer iets meer zeggenschap omdat kinderen vanaf 12 jaar, (pleeg)ouders, gecertificeerde instellingen en zorgaanbieders geschillen kunnen voorleggen. Maar in de praktijk ontstaan grote moeilijkheden want er is ook flink bezuinigd. Gemeenten letten scherp op de prijs als ze contracten afsluiten. Zware (en dus dure) hulp wordt steeds minder vergoed, jeugdbeschermers raken overbelast en de wachtlijsten groeien, ook bij instellingen voor jongeren met een straf. In sommige delen van het land kunnen maatregelen die de rechter oplegt om kinderen te beschermen helemaal niet meer worden uitgevoerd. De rechters sturen in 2021 en 2022 brandbrieven aan bewindslieden en vragen hen onmiddellijk in te grijpen.
Genoodzaakt door de omstandigheden trekt de kinderrechter-op-afstand de regie weer wat meer naar zich toe. Bijvoorbeeld door te kiezen voor een korte periode als gevraagd om verlenging van een ondertoezichtstelling of uithuisplaatsing. Zo kan de rechter druk zetten op het starten met hulpverlening en een vinger aan de pols houden. Want de zorg voor kwetsbare kinderen mag niet tekortschieten.
Die drijfveer heeft in de loop der jaren geleid tot allerlei initiatieven: een gezamenlijke aanpak om spijbelaars te weerhouden van verder afglijden bijvoorbeeld, methodes om kinderen te beschermen bij complexe echtscheidingen en hen te betrekken bij beslissingen van de rechter. Kinderrechters praten vooraf met kinderen (vaak al vanaf 8 jaar) en proberen hun uitspraken zo te formuleren dat zij het begrijpen. In strafzaken is er aandacht voor het ontwikkelingsniveau van jongeren bij de keuze voor jeugd- of algemeen strafrecht en in het jeugdstrafrecht wordt steeds vaker mediation ingezet, waardoor daders en slachtoffers zelf meewerken aan een oplossing. Zo is de rol van de kinderrechter, ook na 100 jaar nog, voortdurend in beweging.