Roelie Buter-Procopiou is beleidsontwikkelaar bij gemeente Kampen en gespecialiseerd op het onderdeel jeugd, waaronder uithuisplaatsingen vallen. De schrijnende situatie van uithuisplaatsingen in Nederland kan volgens haar anders, en dat begint bij een andere manier van denken bij de gemeenten. In welke gevallen leidt een uithuisplaatsing tot een betere situatie voor ouder en kind, en in welke gevallen zijn er alternatieve oplossingen nodig? Zorg&Sociaalweb ging er met haar over in gesprek.
In Nederland is het ernstig gesteld met uithuisplaatsingen, wat misschien duidelijker wordt door een vergelijking te trekken met andere Europese landen. Als we het voorbeeld nemen van Denemarken, een land met een sterk sociaal kader, leven er op vijf miljoen mensen maar vijf kinderen in een gesloten instelling. Als we dichter bij huis kijken zijn dat er vijftien in België en al tachtig in Duitsland per vijf miljoen mensen. In Nederland is dat het absurde aantal van vierhonderdtwintig kinderen per vijf miljoen inwoners! En dat kost ongeveer honderdvijftigduizend euro per jaar per kind, exclusief nog de therapieën die de jeugdigen nodig hebben. In een gezinshuis zijn deze kosten per jaar al veel minder, namelijk veertigduizend per kind, en in een pleeggezin zelfs maar vijftienduizend exclusief alle behandelingen. Uithuisplaatsingen zijn dus een enorm kostbare interventie. Die willen we dan natuurlijk wel goed doen in het belang van zowel het kind als de ouder, want we zien ook dat deze aantallen continu stijgen. Dat zette me aan het denken: hoe zijn we tot deze situatie gekomen? En kunnen we daar iets tegen doen?
Een uithuisplaatsing draagt een kind een leven lang met zich mee, en het is kenmerkend dat kinderen zichzelf de schuld te geven als er iets in de directe omgeving niet goed gaat. En dat is al de eerste schade die wij als hulpverleners veroorzaken door kinderen uit hun natuurlijke omgeving weg te halen. Bij een crisissituatie kan een kind tijdelijk uit huis worden geplaatst, zoals bij een pleeggezin. Daar beginnen de twijfels bij het kind al: wat heb ik gedaan dat ik uit huis geplaatst word? Dan ontstaat er hopelijk een band met de pleegouders, maar dan moet het kind later, als de thuissituatie weer tot rust is gekomen, wederom uit een veilige leefsituatie worden getrokken. Waar horen ze dan thuis? Wij als hulpverleners doen dit alles met de beste bedoelingen, maar de vraag die we onszelf moeten stellen: is dit wel de juiste oplossing voor iedereen in deze situatie? Kan het niet anders?
Hierbij gaat het om omdenken. Zou het niet beter zijn om, in plaats van de mensen in ontwikkeling weg te halen, de volwassen mensen in een andere omgeving te plaatsen? Met hen kunnen wij namelijk de situatie veel beter bespreken en begrijpelijk maken dan met een kind. Dan zetten we het kind echt centraal en veranderen we vanuit het kind gezien het minst in diens natuurlijke, veilige leefomgeving. In een aantal gevallen kan dat leiden tot betere resultaten dan in de eerste situatie, waarin we veel meer moeten doen voor het plaatsen van een kind in een pleeggezin. Dit moet natuurlijk zorgvuldig en rechtvaardig gebeuren via de kinderbescherming en de kinderrechter, want soms worden de rechten van de ouders vergeten. Het vreemde is dat een misdadiger wel een advocaat toegewezen kan krijgen in een rechtszaak, maar ouders niet wanneer hun eigen kind van hen dreigt weggenomen te worden. Als een advocaat dan ook onderzoek doet naar het verhaal van de ouders, dan kan ook hun verhaal zonder vooroordelen worden uitgezocht en meegenomen in een rechtszaak. Zo kunnen de juiste onderzoeken worden gedaan naar alle aspecten van de situatie om er zo de beste oplossing voor te vinden.
Hierbij moeten wij hulpverleners onszelf kritische vragen stellen: doen we dit werk zorgvuldig genoeg om alle betrokken partijen te beschermen? Ik ga er altijd vanuit dat iedere ouder handelt met de beste bedoelingen. En soms lukken dingen beter dan anders. Maar ik geloof niet dat een ouder bij goed bewustzijn de eigen kinderen kwaad wil doen, want er is nu eenmaal geen draaiboek voor opvoeden. Maar jonge mensen moeten we soms wel beschermen zodat er niet onnodig grote risico’s worden genomen.
Ik heb een recent voorbeeld: een jonge moeder met drie kinderen is slachtoffer van de Toeslagenaffaire en kan zodoende niet meer haar hypotheek betalen. Ze wordt uit huis gezet, maar komt niet in aanmerking voor een sociale huurwoning en kan een woning uit de vrije sector niet betalen. Ze gaat met haar kinderen van de bank van het ene familielid naar de volgende, waarna een melding wordt gedaan aangezien dit geen stabiele situatie is voor de drie kinderen. Volgens de regels zouden de kinderen bij een pleeggezin geplaatst kunnen worden, maar helpt dat daadwerkelijk? De jonge moeder is nog steeds in afwachting van haar geld, waardoor de situatie van tijdelijke aard is. Het maakt haar bovendien geen slechte moeder uit zichzelf. Dan moet men creatief tussen alle bestaande regels van de gemeente een oplossing op maat zien te vinden, bijvoorbeeld via de bijzondere bijstand of via een speciale lening vanuit de gemeente. Er is niet één goede oplossing, maar wel een speciale manier van denken om zoveel andere passende oplossingen te vinden.
De gemeente is in deze situatie dan niet alleen een soort van geldschieter voor de burger, maar meer een gesprekspartner die de inwoners helpt om de beste situatie te creëren voor mensen. Dan komen er, naast enkel het verschaffen van financiële hulp, ook andere oplossingen in beeld. Daarvoor is het wel nodig dat men leert om creatief om te denken, en daarom doe ik nogmaals een oproep dat wij allemaal flexibel moeten zijn binnen de jeugdwet. Dan kunnen we met de beste bedoelingen ook het beste voor de inwoner doen.