De gesloten jeugdzorg, officieel JeugdzorgPlus, ligt onder vuur. Ruim 133.000 mensen hebben de petitie van Stichting Het Vergeten Kind getekend, waarin gevraagd wordt een eind te maken aan de gesloten jeugdzorg. (1) Maar is opheffen een goed idee? In deze themareeks laat Zorg&Sociaalweb verschillende experts vanuit hun eigen achtergrond hierover aan het woord. Suzan Terweij, GZ-psycholoog en Hoofd Zorgontwikkeling bij Parlan Jeugdhulp, trapt af en legt uit waarom het idee achter JeugdzorgPlus wensdenken is en wat de alternatieven zijn.

Nederland kent een lange traditie van het plaatsen van kinderen met zeer ingewikkeld gedrag in ‘tehuizen’ op afgelegen terreinen, ver weg van de samenleving. Vanwege plaatsgebrek in deze voorzieningen werden kinderen zelfs een tijdje in jeugdgevangenissen geplaatst. Uit deze noodgreep ontstond een permanente oplossing toen in 2008 werd besloten kinderen zonder strafblad in aparte gesloten voorzieningen te behandelen. Zo ontstond de JeugdzorgPlus – gesloten jeugdzorg. Gestoeld op het wensdenken dat kinderen met een lange geschiedenis aan ingewikkeld gedrag in enkele maanden ‘beter kunnen worden’; met dwang, een vol dagprogramma, enkele uren therapie en zo nu en dan verlof. Nederland wilde een ‘quick fix’ voor kinderen; allemaal bij elkaar geplaatst, buiten het blikveld en zonder bemoeienis van de samenleving. Een logische redenering in een tijdsgewricht waarin we denken dat alles maakbaar is, waarin we voor veel zaken specialisten hebben die problemen efficiënt kunnen oplossen, en de samenleving ondertussen door kan draaien.
Kinderen die in de JeugdzorgPlus geplaatst zijn geweest vertellen ons echter dat zij verder achterop geraakt zijn. Dit omdat onderwijs op hun niveau ontbrak, ze verder zijn beschadigd door repressief handelen van personeel – wat snel gebeurt binnen grote gesloten groepen – , ze ver weg waren van hun netwerk, vervolghulp en -onderwijs niet beschikbaar was en ze zich nog verder van de samenleving verwijderd voelden, waardoor ze zich er soms nauwelijks meer in durfden te begeven (o.a. Vergeten Kind, 2022).
Deze geluiden zijn niet nieuw. Eerdere onderzoeken bevestigen dat een deel van de kinderen zich er vaak niet gehoord voelen en sommigen geen idee hadden waarom ze er zijn geplaatst (Verweij-Jonker Instituut, 2020).
Het gaat hier om kinderen die weglopen, niet naar school gaan, drugs gebruiken, zichzelf beschadigen, forse agressie laten zien, zich prostitueren en suïcidepogingen doen. Als we erkennen dat ‘plaatsing ver weg buiten de samenleving’, ons als samenleving misschien wel ‘rust’ geeft, maar niet dé oplossing is, wat dan wel?
Het antwoord op dit complexe meervoudige vraagstuk kunnen we alleen vinden door eerst te erkennen dat juist de samenleving, door niet eerder de helpende hand uit te steken, een rol speelt in de oorzaak van hun problemen. De oplossing is dan om ‘buiten gebaande paden te gaan lopen’ en het dichterbij te zoeken.
Dit betekent:
een oplossing ín die samenleving; inclusie in plaats van exclusie;
het besef dat het όnze kinderen zijn, waar we allemáal de hand naar uitsteken, niet alleen door hulpverleners;
acceptatie van wat het kost: tijd, verdragen van ingewikkeld gedrag, en erkennen van eigen gevoelens van machteloosheid; lange adem in plaats van korte klap;
acceptatie dat vele jaren scheefgroei bij kinderen niet ongedaan gemaakt kan worden; het accepteren van blijvende rest-schade.
Deze uitgangspunten omzetten naar concreet handelen is niet eenvoudig. Maar al te gemakkelijk zullen we in oude gedragspatronen worden gezogen. Welk nieuw gedrag zullen we moeten oefenen?
Hulpverleners en de samenleving nemen afgewogen risico’s en verdragen ingewikkeld gedrag. Dit betekent dat we een kind met suïcidaal gedrag niet opsluiten en alles ontnemen, en een kind met forse drugsproblematiek niet direct uit huis plaatsen, etc;
hulpverleners in het ambulante veld vragen experts om toe te voegen in vastgelopen, machteloosmakende situaties, zodat er niet voortdurend een wisseling van hulpverleners plaatsvindt;
samenleving en politiek verdragen dat kinderen soms overlast veroorzaken in de buurt, en helpen het gedrag van deze kinderen te normaliseren door hen toe te laten in hun netwerk;
onderwijs voegt hulp toe, en bedenkt creatieve oplossingen, wanneer kinderen niet meekomen in het reguliere curriculum;
verwijzers verdragen crisissituaties langer en komen met aanbieders en financiers tot alternatieven;
Onafhankelijk GZ-psychologen geven alleen een Instemmingsverklaring af voor een gesloten plaatsing als er een gedeelde verklarende analyse beschikbaar is;
Advocaten en kinderrechters gaan bij het ontbreken van beschikbare alternatieven niet akkoord met een gesloten machtiging;
huidige JeugdzorgPlus-instellingen weigeren opnames waarbij schadelijke bijeffecten aannemelijk zijn, en bieden hulp op een andere manier;
aanbieders in het jeugdveld bieden continuïteit, door expertise van buitenaf toe te laten als er naast hun expertise ook andere problemen spelen, zodat doorschuiven voorkomen wordt;
gemeenten en politiek houden lange termijn oplossingen voor ogen, brengen per regio in kaart welke alternatieve vormen nodig zijn en financieren deze;
samen leren we door goed te luisteren naar ervaringsverhalen, van onderzoek dat we structureel uitvoeren;
Dit gedrag zal leiden tot nieuwe hulpvormen. Als eerste ontstaan er ambulante teams die deze kinderen niet uit huis plaatsen. Doordat zij risico’s anders wegen en ouders, verwijzers, docenten en de buurt helpen ingewikkeld gedrag te verdragen. Een deel van de kinderen die voorheen zonder aarzeling in de JeugdzorgPlus werden geplaatst, zullen dus thuis blijven wonen.
Voor kinderen die niet meer thuis kunnen wonen wordt een nieuw thuis ín de samenleving gecreëerd: een pleeggezin, een gezinshuis of een kleinschalige woonvorm waar slechts enkele andere kinderen wonen. Een nieuw thuis waar geaccepteerd wordt dat deze kinderen beschadigd zijn en ze niet weg hoeven, hoe moeilijk hun gedrag soms ook is. Behandeling wordt op maat toegevoegd, alleen op momenten dat dat nodig is. De kinderen bezoeken scholen in de buurt. Ook daar worden ze niet weggestuurd, maar wordt hulp toegevoegd als het moeilijk wordt.
Op deze manier bieden we kinderen een vaste woonplek ín de samenleving. Dichtbij familie en vrienden, zodat zij een onderdeel van hun dagelijks leven kunnen zijn.
Is deze oplossingsrichting onmogelijk? Nee, in Zuid-Kennemerland/IJmond is de JeugdzorgPlus op deze wijze omgebouwd: hulp thuis van een integraal ambulant team, όf als dat nog niet lukt kleinschalig langdurig wonen met vijf kinderen. Het resultaat: in één jaar tijd is het aantal JeugdzorgPlus-plaatsingen met bijna 50 procent afgenomen. Hieruit kunnen we voorzichtig concluderen dat voor 80 tot 90 procent van de kinderen die in Nederland in de grootschalige JeugdzorgPlus geplaatst zijn, de focus moet komen te liggen op liefdevol wonen in de samenleving. Voor de 10 procent die ook in díe context nog zeer forse agressie vertoont, wordt verder gezocht naar alternatieven. Dit mag ons ondertussen niet remmen in onze opdracht: de ombouw van grootschalige gesloten voorzieningen naar ambulante zorg thuis of kleinschalige woonvormen verbonden met de samenleving.
