De omvang, verblijfsduur en kosten voor de opvang van slachtoffers van huiselijk en eergerelateerd geweld die een aanvraag indienen voor een verblijfsvergunning, moeten worden gemonitord. Hierover zijn momenteel onvoldoende cijfers beschikbaar. Dat stelt onderzoeksbureau Significant.
Ieder slachtoffer van een delict die een dreigend risico loopt, heeft het recht op toegang tot opvang, ongeacht zijn of haar verblijfsstatus. In Nederland is dit voor de meeste slachtoffers geregeld, behalve voor buitenlandse slachtoffers van huiselijk en eergerelateerd geweld die geen eerdere verblijfsstatus hebben gehad.
Dat wierp de vraag op of opvanginstellingen deze slachtoffers in de praktijk weigeren omdat zij geen verblijfsvergunning hebben. Reden voor de ministeries van JenV en VWS om onderzoek te laten uitvoeren naar hoe de toegang tot de opvang voor deze slachtoffers gerealiseerd kan worden.
Oplossingsvarianten
In het onderzoek geeft Significant drie oplossingsvarianten aan:
De gemeenten passen de uitvoeringspraktijk aan en laten de slachtoffers in kwestie toe tot de vrouwenopvang.
Het Rijk treft een centrale regeling.
Het Rijk legt vast dat de centrumgemeenten verantwoordelijk zijn voor de financiering en toegang van de slachtoffers in de opvanglocatie.
Het is momenteel onduidelijk hoeveel slachtoffers van huiselijk en eergerelateerd geweld zonder eerdere verblijfsstatus zich in de toekomst bij de opvang aanmelden en opgevangen worden. Deze cijfers zijn wel van belang voor de inschatting van de kosten die gepaard gaan met de opvang. Het advies van het onderzoeksbureau is daarom om een jaar lang proef te draaien met een oplossingsvariant. Door middel van monitoring kunnen de omvang, verblijfsduur en kosten voor de opvang van deze groep slachtoffers vervolgens worden vastgesteld.
Zie hier het rapport 'Toegang tot de opvang van slachtoffers zonder eerdere verblijfsstatus'.