Een man beklaagt zich erover dat de gemeente zijn aanvraag om een bijstandsuitkering met terugwerkende kracht probeert te ontmoedigen. De sociale dienst heeft besloten dat hij de Bbz-uitkering, die hij in 2016 in de vorm van een lening ontving, terug moet betalen. De man is van mening dat zijn inkomen in het laatste kwartaal van 2016 onder de bijstandsnorm was en hij over die periode dus in aanmerking zou moeten komen voor een bijstandsuitkering.
Nadat een medewerker van de sociale dienst eerst heeft gemeld dat hij daarvoor een aanvraag in kan dienen, krijgt hij kort daarna tot zijn verbazing een e-mail dat zijn aanvraag niet in behandeling genomen wordt omdat hij al bijna een jaar een uitkering heeft. Zijn aanvraag gaat echter over een periode daarvoor.
De man dient over het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag een klacht in. De gemeente reageert daarop met excuses. En de mededeling dat de aanvraag alsnog in behandeling zal worden genomen. Hiermee is de man tevreden totdat hij twee brieven van dezelfde datum ontvangt van de sociale dienst.
In de ene brief schrijft de sociale dienst dat die nog niet alle gegevens heeft die nodig zijn om zijn aanvraag te kunnen behandelen. De man meent echter dat de sociale dienst de meeste gegevens al in zijn bezit heeft, zoals een geldig legitimatiebewijs, inschrijfbewijs zorgverzekeraar en een cv. Daarnaast vraagt de sociale dienst om bankafschriften over een geheel andere periode dan waar de aanvraag betrekking op heeft. Ten slotte wil de sociale dienst een verklaring taaleis, terwijl de door de man genoten opleidingen al bekend zijn bij de gemeente.
In de andere brief staat ook dat de sociale dienst nog nadere gegevens van de man nodig heeft. Maar nu vraagt de sociale dienst over een andere periode gegevens op. Deze periode is ook niet de periode waarover de aanvraag gaat.
De man vindt het niet correct dat de sociale dienst hem om gegevens vraagt die de dienst al in zijn bezit heeft. Hij ervaart dit als ‘een ontmoedigingsbeleid’. Zoveel mogelijk documenten opvragen en vervolgens ook nog weinig tijd geven om die in te leveren (8 dagen).
De gemeente laat de ombudsman weten dat het opvragen van stukken die er al zijn, niet had gemoeten. Het is te wijten aan de onervarenheid van de medewerker die deze aanvraag wilde afhandelen. Ondanks de waarschuwing die de klachtenfunctionaris vooraf gaf dat het om een complexe aanvraag gaat. Hij zal dit voorval bespreken met de leidinggevende van betrokken medewerkers. De gemeente biedt opnieuw excuses aan voor de gang van zaken.
Nu de gemeente aangeeft dat de zaak intern zal worden besproken, is de ombudsman van mening dat dit in toekomstige gevallen niet opnieuw hoeft te gebeuren. Daarmee is de klacht zinvol geweest, ook voor anderen en dat was de intentie van de man.
Bij afronding van dit onderzoek is inmiddels over de aanvraag beslist. En tegen dat besluit kan de man bezwaar indienen als hij het er niet mee eens is.