Kort nadat de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) in een open brief de noodklok over tekorten in de jeugdzorg hadden geluid, kwam het kabinet met extra geld over de brug. Dit jaar zal er een extra bedrag van 350 miljoen euro beschikbaar komen en de drie jaren daarna nog eens 190 miljoen euro. Uiteraard was dit niet voldoende. Voorzitter van Jeugdzorg Nederland Hans Spigt gaf aan dat er in totaal een miljard nodig is om de jeugdzorg ‘maximaal te laten presteren’. Ook een aantal wethouders van CDA, VVD, CU en D66 hebben inmiddels een open brief gepubliceerd om de eis van de VNG voor een structurele ophoging van het budget met 490 miljoen euro kracht bij te zetten.
Er is echter geen enkele reden om de gelden structureel toe te kennen. Toen gemeenten in 2015 de jeugdzorg overnamen werd er geroepen dat zij dit goedkoper en beter zouden kunnen. Volgens de voorzitter van de VNG in 2015 Annemarie Jorritsma, zouden gemeenten eindelijk grip kunnen krijgen op de volume- en uitgavenstijging. Enigszins provocerend voegde zij eraan toe dat “gemeenten voortaan jongeren niet meer naar de psychiater zouden sturen maar naar de voetbalclub”.(1) Ook voor het kabinet Rutte II was de verbetering van de doelmatigheid het belangrijkste oogmerk van deze decentralisatie. Volgens het regeerakkoord van het kabinet Rutte II zou de decentralisatie van het sociale domein ertoe moeten bijdragen dat “de eigen kracht, het sociale netwerk en de voorzieningen in een gemeente beter worden benut”.
De werkelijkheid is een andere. Inmiddels heeft één op tien jongeren tot en met 23 jaar in Nederland jeugdzorg (d.i. jeugdhulp, -bescherming en –reclassering) en als we ons beperken tot 18 jaar dan is dat bijna één op acht jongeren. Sinds de decentralisatie steeg het gebruik met 14 procent, zo blijkt uit onlangs door het CBS gepubliceerde cijfers. In 2015 kregen 380.000 jongeren tot 23 jaar jeugdzorg, in 2017 waren dat er bijna 420.000 en vorig jaar was dat aantal gestegen naar 428.000 jongeren. Als er niets gedaan wordt aan de onderliggende oorzaken en alleen maar geld bij wordt geplempt, zal deze explosieve stijging verder toenemen.
Deze forse stijging van het beroep op de jeugdzorg in de afgelopen jaren doet mij denken aan wat de Engelse psychiater en publicist Theodore Dalrymple de ‘cult of attest’ (of medische verwijzing) noemt. In een vlijmscherpe cultuurkritiek uit 2011 met als pakkende titel Door en door verwend geeft hij aan dat opvoedingsproblemen steeds meer worden afgewenteld op een professioneel circuit van jeugdhulpverleners, -orthotherapeuten en -psychologen.
Overigens geldt dit angstbeeld gelukkig niet voor alle gemeenten. Uit dezelfde CBS-cijfers blijkt dat het gebruik van jeugdhulp tussen gemeenten flink varieert. In het noordoosten van Nederland en het midden van Limburg kreeg meer dan 12,5 procent van de jongeren jeugdhulp, met een uitschieter van meer dan 18 procent. In sommige gemeenten elders is dit lager dan 7 procent. Overigens geeft ditzelfde onderzoek ook aan dat de verschillen tussen buurgemeenten heel groot kunnen zijn. Binnenlands Bestuur vroeg onlangs enkele van die gemeenten naar een verklaring daarvoor en kwam met de conclusie dat sociale cohesie en een bruisend verenigingsleven lijken te leiden tot een lager beroep op professionele jeugdhulp.
In een brief over de jeugdzorg die de Minister van VWS op 14 mei jl. naar de Tweede Kamer heeft gestuurd geeft hij aan oog te hebben voor de financiële zorgen van de gemeenten maar dat “geld erbij niet automatisch leidt tot betere en beter beheersbare jeugdhulp”. Helemaal waar! Hij roept op om te komen tot een betere regiovoering, betere sturing en betere samenwerking in de regio. Gemeenten zouden veel meer onderzoek moeten doen naar de stijging van jeugdhulp in de afgelopen jaren en wat zij er zelf aan kunnen doen. Daarbij moeten zij zich niet alleen richten op volume. Uit Binnenlands Bestuur blijkt tevens dat in gemeenten, die gezinscoaches een plek bij de huisarts geven, langdurige en kostbare trajecten worden afgevangen. Ook moet er meer analyse zijn naar hoe het geld stroomt. Er zijn indicaties dat steeds meer geld gaat naar nieuwe aanbieders met onduidelijke kwaliteit. Zo constateerde het CDA-Kamerlid René Peters onlangs dat er steeds meer sjieke kantoren komen van bedrijven die hulp regelen voor kinderen met dyslexie. Gemeenten hebben daar geen of onvoldoende zicht op. Laten zij zich daarop richten in plaats van de zoveelste brief richting Den Haag. En zullen we alstublieft de extra middelen beperken en niet structureel maken zonder dat we ook maar een begin van inzicht hebben, dat het geld daadwerkelijk goed besteed wordt.
(1) 'Jorritsma: Jeugd niet naar psychiater maar voetbalclub', Gemeente.nu (6 februari 2014)