Menu

Filter op
content
PONT Zorg&Sociaal

0

Perspectieven voor transformatie in de gesloten jeugdzorg, kan het en kan het sneller?

Op 8 december 2021 nam de Tweede Kamer een motie aan (Peters-Kuiken), waarin de minister werd verzocht de gesloten jeugdzorg te sluiten. De motie werd aangenomen omdat steeds meer duidelijk werd dat gesloten jeugdzorg de belofte op herstel niet waar had gemaakt en veel jongeren ernstig getraumatiseerd raakten (1) (2) (Nieuwsuur 2018). Daarom dienden Peters en van der Staaij ook een (aangenomen) motie in waarin de uitgangspunten uit de zorgethiek, ‘doe als eerste geen kwaad’ en ‘bij twijfel niet doen’ werden vastgelegd voor de jeugdzorg (3). Mooie transformatiedoelen. Staatssecretaris van Ooijen deed de belofte dat in 2030 geen enkele jongere nog in de gesloten jeugdzorg moet zitten.

8 mei 2023

En nu verder

Dat duurt nog zeven jaar en die lange termijn wekt het vermoeden dat niet iedereen het met deze wens van de Kamer eens is en er druk wordt gezocht naar de spreekwoordelijke ‘geitenpaadjes’. Gedragsdeskundigen waarschuwen voor jongeren die ‘zwaar gedragsgestoord zijn’ of ‘heel erg ziek’ zijn en langdurig opgesloten moeten worden. Dat lijkt een echo uit de eerste tien jaar van deze eeuw, toen Nederland op de VS en Rusland na, de meeste jongeren ter wereld opsloot, de Long Stay in de TBS volstroomde en men over ‘onverbeterlijke slechtheid’ (incurable badness) van cliënten sprak. Het is dan ook niet raar dat mensen met een dergelijke vaste overtuiging (fixed mindset) op zoek zijn naar geitenpaadjes om onder de motie uit te komen.

Afstel?

In de wandelgangen zijn die geitenpaadjes ‘uitstel is afstel’, ‘voor de moeilijkste jongeren moeten er gesloten instellingen beschikbaar blijven’ en een derde: de RSJ heeft opdracht gekregen te onderzoeken of de dwangmaatregelen van de gesloten jeugdzorg (fixeren en separeren) ook niet voor open instellingen en gezinshuizen zouden kunnen gelden. We beschrijven aan de hand van een praktijkvoorbeeld hoe het wél - en sneller - kan, ook voor de moeilijkste jongeren, zonder veel dwang.

Een voorbeeld van hoe het wel kan:

Schakenbosch is een Jeugdzorg Plus voorziening en school voor de ‘moeilijkste’ jongeren, meestal met een licht verstandelijke beperking en ernstige gedragsproblemen. Ook normaal begaafde jongeren met zware psychiatrische problemen zoals zelfbeschadiging en suïcidaliteit worden behandeld bij Schakenbosch. Met hulp van een subsidie van de gemeente Den Haag heeft Schakenbosch de groepsgrootte kunnen verkleinen van negen naar zes jongeren op twee sociotherapeuten. Dat is allereerst belangrijk voor de jongeren zelf, want er is meer aandacht voor hen. Het is ook belangrijk voor de jeugdprofessional, die in plaats van het ‘controleerbaar houden van de groep’, meer ruimte voelt om signalen op te merken van een jongere die zich gespannen of gefrustreerd voelt. Een zorgprofessional moet de ruimte hebben om ‘opmerkzaam’ te zijn, een belangrijke zorgdeugd (4) die bovendien het ‘relationele karakter’ van zorg benadrukt. Het beheersen van risico daarentegen heeft vooral een ‘instrumenteel karakter’ waarin de stem en het perspectief van de jongere snel ondergesneeuwd kunnen raken. De onlangs verkleinde groepen op Schakenbosch zullen gehoor geven aan de behoefte van professionals om meer tijd voor jongeren te kunnen maken en hen in staat stellen om ‘opmerkzaam’ te zijn.

Het gegeven dat het medisch model (waarbij de juiste diagnose met de juiste behandeling genezing oplevert) in combinatie met het hedendaagse, met zijn instrumentele karakter, grote invloed heeft op de uitvoer van de JeugdzorgPlus, maakt duidelijk dat de ‘transitie van gesloten naar open’ op meerdere niveaus plaatsvindt. Met name ook in ons denken over wat goede zorg beoogt te bewerkstelligen. Gelukkig gaf de subsidie van de gemeente Den Haag ook de mogelijkheid om hierop teamscholing in te richten samen met de Hogeschool Leiden. In de teams is er behoefte aan nieuwe perspectieven, want sinds maart vorig jaar staat de poort open.

Het scholingsprogramma van de Hogeschool Leiden is erop gericht om met behulp van nieuwe wetenschappelijke inzichten het professionele handelen op de groep te veranderen. Waar vaak in het verleden nog een policy van straffen en belonen werd gehanteerd is daarvoor ‘traumasensitief werken’ ingevoerd. Dat houdt er rekening mee dat veel (negatief) gedrag van de jongeren niet zozeer
bewust wordt uitgeoefend om een doel te bereiken (manipulatief), maar vaak een uiting is van trauma’s uit het verleden. Traumasensitief werken beoogt niet ‘weer een nieuwe methode’ te zijn, maar meer een andere lens voor medewerkers om naar jongeren (en zichzelf!) te kijken.

Het gaat niet vanzelf

Gedurende de transitie bij Schakenbosch blijkt dat medewerkers het wennen vinden dat de ‘fysieke veiligheid’ waarin zij jongeren konden plaatsen, zoals afzondering of gesloten deuren, niet meer vanzelfsprekend ingezet worden. Deze zorg bij medewerkers is niet opmerkelijk en een logische reactie vanuit het ‘risicobeheersingsperspectief’. Vaak denken medewerkers bij een transitie van ‘gesloten tenzij’ naar ‘open tenzij’, dat dan plotseling niks meer mag. Dat is niet zo, uiteraard moeten er wel kaders gesteld worden. Net zoals dat thuis en in de maatschappij gebeurt. Dat geeft aan alle betrokkenen gevoel van veiligheid. Medewerkers, maar ook docenten op school, krijgen de kans om te oefenen met die kaders. De teamscholingen zijn niet top-down, maar worden samen met de teams vormgegeven. Iedereen heeft daarin een stem, zoals we dat ook voor de jongeren wensen.

Kees in ’t Veld, directeur van Schakenbosch, zei het bij een tussenevaluatie zelf treffend: ‘We willen het zó graag goed doen voor de jongeren, dat de aandacht voor onze eigen mensen daar ondergeschikt aan kan raken. Dat willen we veranderen.’ Traumasensitief werken vraagt dus ook iets van organisaties.

In de praktijk:

Dagelijks worden grote verantwoordelijkheden gedragen (de veiligheid voor de kwetsbaarste jongeren) door intrinsiek gemotiveerde en betrokken medewerkers met heel diverse achtergronden. De boodschap luidt dat fouten maken mag en ook normaal is. Daarbij wil je – net als in de luchtvaart – vooral leren van dingen die misgaan en bouwen aan een cultuur waarin je incidenten bespreekt en analyseert. Het betrekken van de jongere bij het leren van fouten kan bijdragen aan goede samenwerkingsrelaties (5). Jongeren zien dan namelijk dat fouten serieus genomen worden en niet onder het tapijt worden geveegd; dat kweekt vertrouwen. Binnen de organisatie worden ervaren medewerkers opgeleid tot teamcoach om deze ontwikkeling blijvend te ondersteunen. Over specifieke onderwerpen zoals suïcide, zelfbeschadiging en eetstoornissen, worden casussen met elkaar besproken om van te leren.

De vraag is natuurlijk of we zichtbaar kunnen maken of het helpt?

Een belangrijke voorwaarde voor succesvolle behandeling is de kwaliteit van het leefklimaat die motiveert voor gedrag en behandeling (6). In onderstaande grafiek is de zien dat het leefklimaat sinds de training gestaag is verbeterd.

We zijn er nog lang niet maar we merken wel verandering:

Het is rustiger geworden

In de praktijk merken we bij medewerkers en jongeren een ontspanning ten opzichte van vroeger. Als voorbeeld een meisje dat luid schreeuwend boos naar buiten kwam rennen. In vroegere tijden zou dit hebben geleid tot alarm, fixatie, separatie en onrust bij de andere jongeren. Nu kwam er een medewerker rustig achteraan, in het vertrouwen dat de andere medewerker op de groep de overige vijf jongeren kon overzien. Ze gingen samen op een bankje zitten en raakten aan de praat en ik zag de woede van het meisje zakken door de extra aandacht en co-regulatie van de medewerker die rustig bleef (in vaktermen: een lage emotionele expressie, geleerd op de training Geweldloos Verzet). Even later maakten ze een ommetje en slenterde ze al pratend weer naar binnen. In plaats van dat het meisje met haar hoge emoties in afzondering werd geplaatst en haar emoties zelf moest hanteren, voelde het meisje zich nu gezien en gehoord. En dat werkte.

Is er alleen succes te melden?

Nee, dat zou een vertekening van de werkelijkheid zijn. Veel medewerkers geven aan nog behoefte te hebben aan meer duidelijkheid. Het kost veel energie om met een periode van meer onzekerheid om te gaan. Daarnaast kan het verkleinen van de groepsgrootte een deel van de behoefte van medewerkers aan meer tijd bevredigen, maar blijft de behoefte aan meer personeel bestaan. Medewerkers worden door deze transitie in staat gesteld meer tijd te besteden aan de jongeren, maar zonder voldoende vaste medewerkers die uitgerust zijn, lukt het niet om jongeren te leren om hun eigen emoties te reguleren. Medewerkers die onderdeel zijn van deze transitie hebben veel ondersteuning nodig, zowel van elkaar als van coaches. Maatschappelijke waardering en erkenning voor deze verandering in denk- en werkwijze, kan hen motiveren en stimuleren hun werk te blijven verbeteren.

Concluderend kunnen we stellen dat het bij de beleidsvoornemens niet zou moeten gaan om ‘geitenpaadjes’ en ook niet om ‘olifantspaadjes’ die we ook wel ‘padafhankelijk gedrag’ noemen: doen wat we altijd al deden zoals Sharon Stellaard in haar recente proefschrift ‘Boemerangbeleid’ (7) liet zien. We moeten nieuwe paden verkennen in de gehele jeugdzorg, inclusief het gespecialiseerd onderwijs en niet alleen de Jeugdzorg Plus. Er zijn genoeg wetenschappelijke inzichten die deze ontwikkeling steunen (8). Een mooi voorbeeld is het project ‘overnieuw’ met als voorbeeld ‘onvoorwaardelijk wonen’(9).

De succesvolle training van Schakenbosch laat zien dat medewerkers gemotiveerd zijn om het anders te doen en daaruit ook meer voldoening met betrekking tot hun werk halen. Er blijven nog genoeg vraagstukken over en niet alles is opgelost, maar -Ja- het kan ook bij de moeilijkste jongeren,-Ja- het kan sneller en -Nee- er zijn geen extra dwangmaatregelen nodig. Maar: -Ja- er is wel blijvende investering nodig in het door ontwikkelen en monitoren van het nieuwe pad naar een traumasensitieve organisatie. Dat is overigens goedkoper dan opsluiting.

Vanuit de wetenschap weten we dat blijvend investeren in training van professionals en reflectie op het werk, ook door systematisch leren van fouten essentieel is (12). De problematiek van de jongeren in instellingen als Schakenbosch is nog steeds heel groot en veel problemen hebben veel hulp en veel samenwerking nodig.

Voetnoten

  1. Juliette Sonderman promoveerde in maart op de behandeling van meisjes in de gesloten jeugdzorg: Sonderman, J. (2023). Heart shaped bruises. Residential group climate and effectiveness for girls in (secure) residential youthcare. Dissertarion Tranzo Tilburg University, print: Ipskamp.

  2. Alle auteurs werken bij het Kenniscentrum SamanRedzaam (SW/TP) van de Hogeschool Leiden

  3. sociaalweb.nl/nieuws/trauma-in-de-gesloten-jeugdzorg-en-ggz/

  4. nos.nl/nieuwsuur/artikel/2252605-grote-zorgen-over-suicidepogingen-jongeren-in-gesloten-jeugdzorg

  5. sociaalweb.nl/nieuws/nieuwe-richtlijn-uithuisplaatsing-en-terugplaatsing-boeken-we-vooruitgang/

  6. Noddings, Nel (1984). Caring. A Feminine Approach to Ethics and Moral Education. Berkeley: University of California Press.

  7. Roest JJ, Welmers-Van de Poll MJ, Van der Helm GHP, Stams GJJM, Hoeve M. A Meta-Analysis on Differences and Associations between Alliance Ratings in Child and Adolescent Psychotherapy. J Clin Child Adolesc Psychol. 2023 Jan-Feb;52(1):55-73. doi: 10.1080/15374416.2022.2093210. Epub 2022 Jul 21. PMID: 35862768.

  8. Van der Helm, G.H.P.; Kuiper, C.H.Z. & Stams, G.J.J.M. (2018). Group climate and treatment motivation in secure residential and forensic youth care from the perspective of self-determination theory. Elsevier. Children and Youth Services Review, 93, 339-344.

    https://doi.org/10.1016/j.childyouth.2018.07.028

  9. socialevraagstukken.nl/jeugdzorgbeleid-hoeft-geen-boemerangbeleid-te-zijn/

  10. sociaalweb.nl/nieuws/zwaar-gedragsgestoord-verward-of-eenzaam-nieuw-hersenonderzoek-laat-zien-dat-we-beter-moeten-luisteren/

  11. overnieuw.nl/projecten/ en: https://overnieuw.nl/project/specialistisch-onvoorwaardelijk-wonen-voor-jongeren-met-autisme-pactum/

  12. Bailey, C., Klas, A., Cox, R., Bergmeier, H., Avery, J., & Skouteris, H. (2019). Systematic review of organisation-wide, trauma-informed care models in out-of-home care (OoHC) settings. In Health and Social Care in the Community (Vol. 27, Issue 3, pp. e10–e22). Blackwell Publishing Ltd. https://doi.org/10.1111/hsc.12621

Artikel delen

Reacties

Laat een reactie achter

U moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.