Op 2 februari jl. werd het rapport Recht doen aan kinderen en ouders gepubliceerd. Hierin staan de bevindingen van de reflectiecommissie, die de werkwijze van familie- en jeugdrechters in de rechtbanken en de gerechtshoven heeft onderzocht. De commissie deelt ook haar visie ten aanzien van de jeugdbescherming naar aanleiding van uithuisplaatsingen (UHP) en de toeslagenaffaire. Het gaat expliciet om een reflectie en niet om een onderzoek. Dat is volgens Peer van der Helm belangrijk, want we hebben meer reflectie nodig: stilstaan bij wat we doen, anders komt er geen vooruitgang. Hij zet de belangrijkste resultaten op een rij, die bovendien goed aansluiten bij de nieuwe Richtlijn Uithuisplaatsing en terugplaatsing van het Nederlands Jeugdinstituut (NJi). (1)
Jeugdrechters hebben de taak om ouders en gezin te beschermen. Dat lukt volgens de reflectie niet altijd. Door gebrek aan tijd en capaciteit, maar ook omdat de jeugdrechters geen eigen onderzoek kunnen doen. Daarbij komt dat in 84 procent van de aanvragen voor een onafhankelijke contraexpertise de jeugdrechters die zelf afwijzen. Ook hier speelt tijdgebrek een belangrijke rol.
De reflectiecommissie heeft maar liefst 226 mensen gesproken, waaronder veel professionals. Helaas konden ze slechts zes jongeren bereiken, maar de resultaten komen grotendeels overeen met eerder onderzoek van bijvoorbeeld van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd. (2) De resultaten komen ook overeen met eerder onderzoek en het onderzoek van Susanne Hofte aan de Hogeschool Leiden. (3) De jeugdrechters onderzochten ook jurisprudentie. Hieronder volgen de belangrijkste resultaten:
Ouders en jeugdrechtadvocaten geven aan dat jeugdrechters vooral de standpunten van de beschermingsketen volgen, zoals de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) en Gecertificeerde Instellingen (GI’s). De RvdK en Gi’s hebben een volledigheids- en waarheidsverplichting. De jeugdrechters constateren echter dat er geen goed feitenonderzoek wordt gedaan en een degelijke verklarende probleemanalyse vaak ontbreekt. Feitenonderzoek en waarheidsvinding zijn hierdoor kwetsbaar. Dat is problematisch, omdat het vaak om stevige consequenties voor jeugdige en gezin gaat.
Dat opent volgens de jeugdrechters de deur naar ‘framing’, het ten onrechte aanwijzen van schuldigen (vaak een ouder). Het leidt mijns inziens ook tot tunnelvisie, verdichtingen en zelfs onwaarheden om gemakkelijk gelijk te krijgen (zie hiervoor een eerder artikel over de ‘uithuisplaatsingsfabriek’). Dat gebeurt gemakkelijk, want jeugdrechters zijn immers lijdelijk en volgen experts. Waarom doen die professionals (ook jeugdrechters!) dat? Jeugdrechters en hulpverleners willen immers vanuit een intrinsieke motivatie graag het goede doen voor jongeren en ouders.
Wanneer professionals te maken hebben met gebrek aan kennis, gecombineerd met tijdsdruk en mogelijke ernstige consequenties van verkeerd handelen, kan een denkfout ontstaan. Hierdoor zijn mensen geneigd vast te houden aan het eigen gelijk, ook wel het Dunning–Kruger effect genoemd. (4) Sociaal-psychologe Naomi Ellemers en organisatiewetenschapper Dick de Gilder werken dat verder uit in hun boek De voorbeeldige organisatie: Van goede bedoelingen naar goed gedrag. Zij spreken over de ‘integriteitsparadox’: hoe belangrijker het is om het goede te doen, des te pijnlijker het is als dat niet lukt. Bijvoorbeeld door angst voor aansprakelijkheid, spoed en tijdsgebrek.
In combinatie met het Dunning–Kruger effect ontstaan tunnelvisies, leugens en verkeerde beslissingen. Medewerkers en leidinggevenden houden zich daar collectief aan vast om elkaar niet af te vallen. In het onderzoek constateren de jeugdrechters gelukkig dat wanneer er meer tijd is om de zaak inhoudelijk te behandelen, er in hoger beroep soms anders wordt geoordeeld. Daarom pleit ik ervoor om, in navolging van het strafrecht, ook binnen het jeugdrecht onderzoek te doen naar mogelijke gerechtelijke dwalingen. Die zijn mijns inziens gemakkelijk op te sporen. Zodra er in complexe zaken ‘schuldigen’ (vaak ouders) worden aangewezen moeten de alarmbellen rinkelen. Of wanneer, in plaats van de verklarende analyse, een DSM-diagnose als oorzaak wordt aangewezen (denkfout van over simplificatie). Dat is het ‘framen’ waar de jeugdrechters over spreken.
Vervolgens – zo constateren ook de jeugdrechters – voelen ouders, jongeren en jeugdrechtadvocaten zich (terecht) niet gehoord en ongelijkwaardig behandeld: een onbalans in de rechtspraak en een fundamentele schending van onze rechtsbeginselen (artikel 1 van de Grondwet). Ook geven ouders aan dat ze onder druk worden gezet om mee te werken. Dat is nog al wat, want dat is verboden (artikel 3.3. Algemene wet Bestuursrecht).
Vaak verliezen jeugdrechters door vele personeelswisselingen het zicht op de voortgang, en in sommige gevallen ook bij belangrijke beslissingen, zoals een perspectiefbesluit. Om kinderen niet meer terug te plaatsen (zie de Richtlijn Uithuisplaatsing en terugplaatsing van het NJi) worden jeugdrechters niet of pas achteraf betrokken. Het kwaad is dan al geschied, en vaak neemt niemand de verantwoordelijkheid om het terug te draaien doordat er zoveel mensen betrokken zijn. Dit noemen we diffusie van verantwoordelijkheid: er is nauwelijks regie en iedereen kijkt naar elkaar.
Ook worden er volgens de jeugdrechters door GI’s veel afspraken en beloften gemaakt over hulpverlening die ze vervolgens buiten hun schuld niet of niet tijdig kunnen nakomen. Dat kan komen door een gebrek aan plaatsen, wachtlijsten, personeelsgebrek en gemeenten die niet meewerken. Dat verergert de problemen. Sommige kinderen komen na veel overplaatsingen op de ‘lopende band’ naar de gesloten jeugdzorg.
Exemplarisch is de situatie van Serena, zoals is belicht in de uitzending van Pointer. (5) Een langdurig verblijf in instellingen leidt later tot sociale isolatie, zoals blijkt uit onderzoek van Ringbom et al (2022). (6) Geen klein bier dus, maar spoedbeslissingen zoals een UHP naar de gesloten jeugdzorg kunnen vaak pas achteraf worden getoetst. Dat is ingewikkeld, omdat normen voor een UHP ‘open normen’ zijn, die jeugdrechters grotendeels zelf kunnen interpreteren. Iets wat jeugdrechters belangrijk vinden voor maatwerk, maar onder tijdsdruk en bij privéopvattingen van jeugdrechters onwenselijk is, zo staat in de reflectie.
Concluderend geven de jeugdrechters aan dat er vooral meer feitenonderzoek moet plaatsvinden en meningen niet als feiten mogen worden geconstrueerd door de RvdK en GI’s, want die hebben een volledigheids- en waarheidsplicht. De geconstateerde onbalans moet worden gecorrigeerd met een eigen onderzoeksfunctie van de jeugdrechter en een gratis advocaat en deskundige voor jongere en ouders.
Het NJi pleit in haar nieuwe richtlijn eveneens voor een goede verklarende probleemanalyse en goed onderzoek. Ook daar wordt gepleit voor gezamenlijke besluitvorming en het herstellen van de balans. Minister Franc Weerwind (Rechtsbescherming) mag wat mij betreft zijn portemonnee trekken om betere rechtsbescherming mogelijk te maken: goede rechtspraak krijg je niet voor een dubbeltje, net als goede ketenzorg voor jeugd. (7) En fouten aan het begin van de keten (hulpverlening-jeugdbescherming-jeugdrechters-uitvoering) zorgen voor zeer hoge kosten en veel menselijk leed verderop in de keten, zoals de Toeslagenaffaire laat zien.
Bij twijfel niet uithuisplaatsen en bij haastige spoed onafhankelijke deskundigen raadplegen. De consequenties van denkfouten en tunnelvisie zijn te groot voor haastwerk. Van de paniek en het gegil bij een – achteraf onterechte – spoeduithuisplaatsing door de politie krijg ik bij het beluisteren van de opname kippenvel. De GI wil nog steeds haar fout niet toegeven, ondanks het door hen verloren hoger beroep. Ik begreep van de politie dat agenten met kinderen van die leeftijd traumabijstand moesten krijgen.
Dat kan en moet beter volgens de jeugdrechters en het NJI. De jeugdrechters hebben in hun reflectie een belangrijke stap gezet. Pas als we durven te reflecteren op ons eigen handelen komen we verder in complexe jeugdzorgzaken. En in lijn met de aanbevelingen van het NJi (gezamenlijke besluitvorming) kunnen we samen met Serena best een betere oplossing vinden dan de gesloten jeugdzorg. We moeten alleen leren luisteren naar Serena.
Overigens is daar een fout ingeslopen, waarschijnlijk door het doorlinken van documenten: de literatuur gaat wel degelijk verder dan 2015 en van het NJI kreeg ik een link naar de juiste info: Richtlijn-Uithuisplaatsing_en_terugplaatsing-Onderbouwing.pdf (richtlijnenjeugdhulp.nl). Excuses.
Zie hiervoor het commentaar van Mariëlle Bruning: https://www.universiteitleiden.nl/nieuws/2022/06/marielle-bruning-over-onderzoek-igj-naar-uithuisplaatsingen
NWO-Sia Raak onderzoek ‘Kinderen Recht Doen’
Dunning, David, Kerri Johnson, Joyce Ehrlinger & Justin Kruger, (2003). Why people fail to recognize their own incompetence. Current Directions in Psychological Science 12 (3): 83–87. DOI: 10.1111/1467-8721.01235
Bron: https://pointer.kro-ncrv.nl/hoe-serena-de-gesloten-jeugdzorg-niet-uitkwam
Ringbom, I., Suvisaari, J., Kääriälä, A., Sourander, A., Gissler, M., Ristikari, T., & Gyllenberg, D. (2022). Psychiatric disorders diagnosed in adolescence and subsequent long-term exclusion from education, employment or training: Longitudinal national birth cohort study. The British Journal of Psychiatry, 220(3), 148-153. doi:10.1192/bjp.2021.146
Zie voor een onderbouwing en aanbevelingen het artikel van Annerie Smolders in De Groene Amsterdammer: https://www.groene.nl/artikel/35-21-per-uitspraak