Sturing aan beleid in het sociaal beleid moet beginnen met een (politiek) debat over de maatschappelijke waarden die men wil realiseren. Dit is één van de aanbevelingen die de Raad voor Openbaar Bestuur (ROB) onlangs optekent in een advies over het functioneren van de lokale democratie in relatie tot de sociaal domein-taken.(1) In dit advies breekt de ROB een lans voor de kaderstellende en controlerende rol van de gemeenteraad, ingegeven door de rolverdeling die door de dualisering van het lokaal bestuur is ontstaan. In de praktijk blijkt deze kaderstellende rol een behoorlijke opgave. Deels komt dit doordat het initiatief tot kaderstelling zelden ligt bij de gemeenteraad ligt of hier te weinig beleidsvrijheid in wordt ervaren, aldus de ROB. Tegelijkertijd vraagt dit om (toegang tot) kennis van de zorg en de arbeidsmarkt waarin de bruikbaarheid ervan voor de gemeenteraad voorop staat.(2) Een logische vervolgvraag is wat er dan nodig is om dit verbeteren, zo ook wat betreft de informatie- en kennisvergaring.
Bovenstaande doet allereerst afvragen wat überhaupt de betekenis van kennis en informatie is voor het politiek debat over maatschappelijke waarden. Hoe gedegen en nauwkeurig ook, onderzoek wijst niet uit welke waarden en doeleinden we moeten nastreven.(3) Dit is bij uitstek iets waar politiek over bedreven moet worden: de zoektocht naar een gedeelde set ideeën, meningen of voorstellingen die de basis vormen voor wat we (anders of beter) willen. Wat we dus belangrijk of waardevol (genoeg) vinden voor sociaal domein-beleid is grotendeels voorbehouden aan de politieke arena, zo bepleit ook de ROB.
Dit laat onverlet dat kennis en onderzoek hierbij wel handig kan zijn. Om de koers te bepalen voor het beleid van de komende jaren – zoals met een kadernota – zijn er verschillende soorten kaders die uitgewerkt moeten worden waaronder de financiële, juridische, inhoudelijke en procedurele kaders.(4) Daarbij helpt een breed beeld van de trends en ontwikkelingen die (gaan) spelen. Wat zijn bijvoorbeeld de veranderingen in de demografie of de regionale arbeidsmarkt? Overzicht hiervan en inzicht hierin helpt om de vervolgvraag te stellen waar het lokale politieke debat zich bij uitstek voor leent: Voor welke uitdagingen stellen deze ontwikkelingen onze gemeente en wat gaan we hieraan doen?
Dat kennis en informatie nut heeft is op zich niet opzienbarend. De crux zit echter in welke kennis en informatie noodzakelijk, wenselijk en relevant wordt geacht. In abstracte zin kunnen we hier twee gezichten van het sociaal domein onderscheiden met ieder hun eigen informatie- en kennisbehoefte. Het ene gezicht is het sociaal domein waarin veel aandacht uitgaat naar beleid dat enerzijds zo goed mogelijk is geënt op data-gedreven werken en anderzijds de systeemwereld dichterbij de leefwereld van inwoners brengt. Dit gaat gepaard met een meer ‘technische’ vocabulaire met termen zoals monitoring, dashboards, het ontwikkelen van standaarden (berichtenverkeer), kwaliteitsmanagement en het doorlopen van de PDCA-cyclus. Gechargeerd gezegd voert hierbij ‘meten is weten’ vaak de boventoon om tot goed beleid te komen. Een eerdere blog zet uiteen hoe verantwoordings- en informatieverplichtingen (onbedoeld) bijdragen aan deze ‘technocratisering’.(5)
Het andere gezicht is het sociaal domein waarin de lokale politiek – binnen en buiten de raadszaal – zoekt naar gedeelde waarden, uitdagingen en ambities waar de gemeente mee aan de slag moet. Daarbij gaat het niet alleen om specifieke onderdelen zoals het mantelzorgbeleid binnen de Wmo-kaders, maar ook om structurele keuzes en thema’s voor op de lange termijn. Vragen zoals: Hoe gaan we om met kwetsbare inwoners die (tijdelijk) niet in staat zijn om hun eigen draai te vinden in het leven? In wat voor gemeenten willen onze inwoners wonen? Wat is er nodig om inwoners in staat te stellen zo goed mogelijk te kunnen participeren? Dergelijke vragen leiden zelden tot uitgewerkte SMART-geformuleerde doelstellingen. Dergelijke vragen zijn eerst en vooral bedoeld om de verbinding te leggen met een veelheid aan maatschappelijke partners en allerlei burgerinitiatieven. In dit licht staat het proces van meedoen en meepraten voorop in plaats van het vinden van meetbare, geijkte en wetenschappelijke gefundeerde antwoorden.
In de huidige praktijk blijkt voldoende en bruikbare informatie voor de gemeenteraad een wankel evenwicht. In het ROB-advies en andere onderzoeken tekent zich het beeld af dat gemeenteraden ervaren over te weinig informatie te beschikken. Het tegenovergestelde doet zich ook voor waarbij de gemeenteraad door een overdaad aan informatie juist de bomen het bos niet meer ziet.(6) Ondertussen zoeken gemeenten verder naar een informatievoorziening die beter inzicht geeft in de ontwikkelingen binnen het sociaal domein. Een concreet voorbeeld daarvan is de ontwikkeling van een model om het gebruik van Wmo-voorzieningen te voorspellen en zodoende het zorgbudget beter te besteden.(7)
In de belevingswereld van raadsleden, bestuurders, beleidsmakers en beleidsuitvoerders loopt de informatiebehoefte gelijk op of soms sterk uiteen. Dit laatste is niet zonder risico, want dit legt een grote druk op de informatievoorziening die voor verschillende doeleinden en een uiteenlopend publiek bruikbaar én relevant moet zijn. Dat terwijl gemeenten nu al worstelen met monitoring en de informatievoorziening, mede door een gebrek aan capaciteit en expertise.(8) Bovendien hebben in de afgelopen jaren de onderzoek- en monitoringsinspanningen binnen het sociaal domein (deels) in het teken gestaan van de financiële, technische en juridische uitdagingen mede als reactie op de maatregelen vanuit het Rijk.
Nu gemeenteraden worden opgeroepen om meer initiatief te nemen in het initiëren van beleidsontwikkeling is het verleidelijk om overstag te gaan met de informatievergaring. Dit zou onverstandig zijn gelet op de investeringen tot dusver. Een beter startpunt is om af te vragen hoe de huidige inspanningen en ambities om beter zicht en grip te krijgen op het sociaal domein kunnen aansluiten op het streven om gemeenteraden te ondersteunen bij hun kaderstellende rol. Kunnen we zonder de boel om te gooien de huidige doorontwikkeling van de monitors, modellen en dashboards ook dienstbaar laten zijn aan een meer kaderstellende gemeenteraad, ook na de gemeenteraadsverkiezingen in 2022?
(1) Raad voor Openbaar Bestuur (2020). Decentrale taak is politieke zaak.
(2) Raad voor Openbaar Bestuur (2020). Decentrale taak is politieke zaak, p. 59.
(3) Dit wordt vaak aangeduid als het wetenschappelijke waardenrelativisme
(4) Raad voor Openbaar Bestuur (2020). Decentrale taak is politieke zaak, p. 42-43
(5) www.sociaalweb.nl/blogs/anders-meten-en-weten-in-de-lokale-verzorgingsstaat-wmo-clientervaringsonderzoek-als-casus
(6) Zie bijvoorbeeld: Rekenkamercommissie gemeente Groningen (2018). Sturing op de Wmo. Ligt het schip op koers?
(7) VNG (2019). Grote belangstelling bij gemeenten voor Haags Wmo-voorspelmodel.
(8) Binnenlands Bestuur (2019). Sturingsinformatie sociaal domein vaak onvoldoende.