Overheidsingrijpen in het gezinsleven is een ingrijpende gebeurtenis voor zowel kinderen als ouder(s). Wanneer dat besluit wordt genomen moet de overheid zorgen voor het welzijn van deze kinderen. De RvdK ziet dat dit wetsvoorstel goede stappen zet om de rechtsbescherming van kinderen en ouders te versterken door vaker de rechter te betrekken bij belangrijke beslissingen. De RvdK vindt dat alle ingrijpende beslissingen over kinderbeschermingsmaatregelen zowel bij de start als tijdens de uitvoering alleen door de rechter moeten worden genomen. Kinderen, ouders en de rechter moeten dan wel kunnen rekenen op onafhankelijk advies.
Het wetsvoorstel versterkt de adviserende en monitorende rol van de RvdK op enkele belangrijke onderdelen. De RvdK heeft echter opgemerkt dat hij niet op alle logische, juridische momenten na het starten van een kinderbeschermingsregel betrokken is. Door de RvdK op alle belangrijke momenten te betrekken, kan hij op een consequente manier het advies uitbrengen dat nodig is voor de besluitvorming van de rechter. Hierdoor worden kinderen en ouders beter beschermd en krijgt de RvdK een beter beeld van het kind in de loop van de tijd.
In de internetconsultatie heeft de RvdK een aantal aanbevelingen gedaan om het wetsvoorstel te verbeteren. Deze gaan over het perspectiefbesluit (opvoedplek) en het waarborgen van de rechten van kinderen die onder voogdij staan van een jeugdbeschermingsorganisatie.
De RvdK adviseert duidelijke rechtswaarborgen op te nemen die voor de hele wet rond kinderbeschermingsmaatregelen gelden. De RvdK vindt het belangrijk dat bij elk ingrijpend besluit in het leven van een kind de rechter betrokken is en daarbij in de volgende waarborgen wordt voorzien:
Onafhankelijke advisering aan de rechter door een instantie die niet betrokken is bij de uitvoering van de kinderbeschermingsmaatregel
Persoonlijk contact met ouders én kinderen als standaard werkwijze
Transparante communicatie over besluiten zodat ouders én kinderen goed zijn geïnformeerd (zowel mondeling als schriftelijk)
Een voorbeeld van een belangrijk juridisch moment waarbij de RvdK nu geen formele rol heeft is het perspectiefbesluit. Dit is het besluit over de toekomstige opvoedplek van een kind. Na een uithuisplaatsing kan een jeugdbeschermingsorganisatie (de gecertificeerde instelling) besluiten dat het niet in het belang is van een kind is dat het terugkeert naar de ouder(s). In het wetsvoorstel wordt geregeld dat de rechter voortaan expliciet beslist over de opvoedplek van een kind en dat dit besluit niet alleen bij de jeugdbeschermingsorganisatie ligt. De rechter neemt een besluit op basis van het voorgenomen perspectiefbesluit van de jeugdbeschermingsorganisatie en het advies daarover van de RvdK. De RvdK vindt dat bij de meest ingrijpende besluiten zoals de vraag of een kind wel of niet terug kan keren naar de ouder(s) een onafhankelijke advisering aan de rechter noodzakelijk is. Om zo voldoende rechtsbescherming te bieden aan kinderen en ouders. Daarnaast benadrukt de RvdK dat de inspanningen van de jeugdbeschermingsorganisatie altijd gericht moeten blijven op terugkeer naar de ouder(s) als een kind uit huis is geplaatst.Die inspanningen mogen pas stoppen op het moment dat de rechter beslist dat een kind niet terug keert naar de ouder(s).
De RvdK ziet ook een aantal knelpunten in het wetsvoorstel ten aanzien van het perspectiefbesluit. Zo is het belangrijk dat in de wet komt te staan dat de RvdK altijd met ouders en kinderen spreekt over het advies aan de rechter rondom het perspectief. Daarnaast moeten er wettelijke afspraken worden gemaakt over communicatie aan ouders en kinderen.
Het wetsvoorstel introduceert een nieuwe rechtswaarborg: evaluatie van de uitvoering van voogdijmaatregelen. Voor kinderen die onder voogdij staan van een jeugdbeschermingsorganisatie wordt een jaarlijks ‘evaluatiemoment’ ingevoerd om hun welzijn te beoordelen en te volgen. De RvdK is positief over dit voorstel omdat hij vindt dat er aanvullend zicht nodig is op deze kinderen. De nieuwe taak wordt toebedeeld aan de betrokken jeugdbeschermingsorganisatie en de RvdK. De jeugdbeschermingsorganisatie maakt jaarlijks een evaluatieverslag waarna de RvdK beoordeelt of dit in het belang is van het kind en of de rechten van het kind worden gerespecteerd. Wanneer het niet goed gaat met een kind of wanneer de organisaties het niet met elkaar eens zijn, kunnen zij gebruik maken van de geschillenregeling. In deze regeling kunnen meningsverschillen over de uitvoering van een maatregel voorgelegd worden aan de kinderrechter. De nieuwe taak wordt eerst in pilot vorm gedaan om te onderzoeken hoe dit het beste kan worden uitgevoerd. Het is belangrijk dat de RvdK persoonlijk spreekt met het kind en de ouder(s) en zich niet alleen baseert op schriftelijke rapportages. Hoewel deze nieuwe taak aansluit bij onze huidige verantwoordelijkheden ziet de RvdK dat er nog nadere uitwerking in het wetsvoorstel nodig is.
De RvdK is positief over het voorstel om het recht op kosteloze rechtsbijstand aan ouder(s) in de wet vast te leggen. Een belangrijk aandachtspunt is de ondersteuning van kinderen. Momenteel richt de kosteloze rechtsbijstand zich uitsluitend op de ouder(s). De RvdK vindt het belangrijk dat de stem van het kind ook nog beter gehoord wordt. Ervaring leert dat belangen van kinderen soms afwijken van die van de ouder(s). Daarom adviseert de RvdK om ook wettelijk juridische bijstand voor kinderen te regelen.
Samenvattend is de RvdK positief over het wetsvoorstel dat zich richt op het verbeteren van de rechtsbescherming rond kinderbeschermingsmaatregelen.