Dit essay biedt een nieuw en breder denkkader aan iedereen, van beleidsmaker tot professional tot burger, die zich wil inzetten voor participatiebevordering.
Meedoen aan de samenleving kan bijdragen aan het geluk van mensen. Zo zijn mensen die werken doorgaans gelukkiger dan mensen die geen werk hebben. Mensen die weinig participeren zijn vaak minder gelukkig dan mensen die dat meer doen. Soms gaat meedoen echter juist ten koste van geluk, bijvoorbeeld als iemand te veel uren werken combineert met te veel uren mantelzorg. Participatie en geluk beïnvloeden elkaar vermoedelijk wederzijds en kunnen elkaar dus versterken en verzwakken.
Het is dan ook niet voor niets dat het kabinet Rutte IV aandacht heeft voor dit onderwerp. Het coalitieakkoord stelt dat Nederland een land moet zijn waarin ‘alle inwoners naar vermogen mee kunnen doen’. De aandacht is echter vooral gericht op onderwijs en de arbeidsmarkt, terwijl participatie zoveel breder is dan dat. De SCP-reflectie op het coalitieakkoord stelde al dat er een maatschappelijke opgave wacht voor het kabinet als het gaat om participatie in den brede.
En dat leidt tot de vraag die centraal staat in dit essay: Hoe kunnen we zinvolle en volwaardige participatie bevorderen die bijdraagt aan persoonlijke en maatschappelijke doelen?
In plaats van een benadering vanuit één enkele sector hebben de auteurs ervoor gekozen om het burgerperspectief op het dagelijks leven als uitgangspunt te nemen. Burgers zijn immers vaak actief op meerdere leefdomeinen (leren, werken, zorgen, cultuur, sport etcetera) en daarom is een integrale blik over leefdomeinen en levensfasen heen van belang.
In dit essay wordt gekeken naar drie casussen: leren en zorgen in de jeugdfase; werken, leren en zorgen in de volwassen fase en actief meedoen in het sociale en culturele leven in de oudere fase. Op elk van deze fasen wordt een vierslaganalyse gedaan: wat ‘kunnen’, mogen’, ‘willen’ en/of ‘moeten’ mensen. Niet alleen helpt dit om participatie in het dagelijks leven beter te verklaren en om handelingsperspectieven te doordenken, het helpt vooral om het burgerperspectief in beleid te hanteren, iets waar het SCP al langer voor pleit.