Uitkomsten vijfde landelijke onderzoek Decentralisaties in het Sociaal Domein. Voor het eerst is de waardering van sociale wijkteams toegenomen. De tevredenheid over het verloop en de uitkomst van het keukentafelgesprek neemt toe als een derde aanschuift.De waardering voor de professionele zorg of ondersteuning is stabiel, maar nog steeds lager dan in 2014 (vóór de decentralisaties). Met name Jeugdhulp wordt nog steeds lager gewaardeerd dan andere professionele hulp en ondersteuning. Dit blijkt uit onderzoek van I&O Research, dat Binnenlands Bestuur op 3 mei 2018 publiceert.
Vijfde grootschalige meting naar ervaringen in het sociaal domein
I&O Research deed voor de vijfde keer grootschalig onderzoek naar de beleving van het sociaal domein voor en na de decentralisaties Wmo, jeugdhulp en Participatiewet. De eerste keer gebeurde dat in december 2014; net voordat gemeenten verantwoordelijk werden voor de uitvoering van de Wmo 2015 en de Jeugdwet. Medio december 2015, 2016 en december 2017 werd het onderzoek herhaald. Aan de laatste meting deden 10.542 Nederlanders mee, waarvan twee derde te maken had (zelf of in zijn omgeving) met problemen die gerelateerd zijn aan de Wmo en/of de Jeugdwet. Doel van het langlopende onderzoek is het in kaart brengen en in de tijd volgen van het effect van de decentralisaties op de waardering van de geboden zorg en ondersteuning. Ook het vertrouwen dat de decentralisaties op termijn betere zorg brengen wordt in het onderzoek meegenomen.
De belangrijkste uitkomsten:
• Waardering van kwaliteit zorg stabiel maar nog steeds lager dan niveau van 2014
• Jeugdzorg voor derde jaar op rij lager gewaardeerd dan andere vormen van zorg
• Zelfredzaamheid onder mensen met professionele zorg neemt af
• Waardering voor het sociaal team is gestegen
• Ondersteuning bij gesprek in ongeveer twee derde van de gesprekken zorgt voor betere waardering van het keukentafelgesprek
• Toename in het gebruik van zorg van naasten (mantelzorg), vooral bij jeugdzorg
• Van de mensen met een arbeidsbeperking, hebben mensen met een verstandelijke beperking het vaakst een baan. Wel relatief vaak bij een Sw-bedrijf
Waardering zorg in 2017 niet gestegen ten opzichte van 2015
Ten opzichte van december 2014 is er een daling van de waardering van de professionele hulp. In juni 2015 daalde deze naar een 7,3, om in december 2015 vervolgens weer te stijgen naar een 7,4. In 2016 en 2017 is deze waardering stabiel gebleven.
Nog steeds lage waardering voor jeugdzorg
Situaties met ouderenzorg en Wmo-gerelateerde zorg worden net als in 2015 en 2016 het beste gewaardeerd. De ouderenzorg lijkt daarmee weer op het niveau van voor de decentralisaties. Overall werd Wmo-gerelateerde zorg iets beter ontvangen dan in 2015 en 2016, met een 7,5 gemiddeld. Degenen die te maken krijgen met de Jeugdwet zijn minder positief. De waardering voor de jeugd gerelateerde zorg daalde van gemiddeld een 7,6 in 2014 naar een 7,0 in 2016, om vervolgens in 2017 iets te stijgen naar een 7,1.
Het laagst is de waardering – en hier zien we ook de grootste terugval – onder ouders die moeite hebben met de opvoeding van hun kind(eren) (van een 7,4 in 2014 naar een 6,9 in 2017), ouders van een kind met gedrags- of psychische problemen (van 7,7 naar 6,9) en ouders van een kinderen met fysieke problemen (7,5 naar 7,0). Ook hulp en zorg bij financiële problemen kent nog steeds een grote terugval (van een 7,6 naar een 7,0), samen met de zorg voor een volwassene met gedrags- of psychische problemen (7,7 naar 7,3).
Zelfredzaamheid iets gedaald
De mensen die professionele hulp ontvangen vinden zichzelf steeds minder zelfredzaam en geven aan meer afhankelijk te zijn van de professionele hulp en de overheid. Het aandeel niet- of minder zelfredzamen neemt ook toe. De hulp lijkt daarmee terecht te komen bij de groep mensen die het nodig hebben.
Waardering sociale wijkteams gestegen
De eerste jaren na de decentralisaties nam de waardering voor de wijkteams af, in 2015 was dit gemiddeld nog een 6,7 en in 2016 een 6,6. Dit jaar stijgt de waardering voor het eerste naar een 7,0. Onvoldoendes worden met name gegeven omdat er weinig specialistische kennis in de teams aanwezig is en men het idee heeft dat er niet goed wordt geluisterd.
Cliënten die samen met iemand anders het (keukentafel)gesprek voeren waarderen het gesprek ook beter
Het keukentafelgesprek wordt ook beter gewaardeerd, gemiddeld geeft men een 7,1, dit was in 2015 nog een 6,8. Tijdens het gesprek mag een hulpvrager ondersteund worden door een naaste, een onafhankelijk cliëntondersteuner of desgewenst iemand anders. Hiervan maakt ongeveer 60 procent van de cliënten gebruik. Dit gaat meestal om gezins- of familieleden, buren, vrienden of andere naasten. Een op de tien maakt gebruik van een onafhankelijk cliëntondersteuner. Mensen die bijgestaan zijn door iemand tijdens het gesprek beoordelen dit gesprek ook beter, een 7,2 tegen een 6,9. De waarde van iemand meenemen zit in het versterken van de onderhandelingspositie, ze voelen zich samen sterker dat is makkelijker om voet bij stuk te houden. Ook wordt aangegeven dat er een meerwaarde zit in het praten met instanties en de weg weten in het systeem.
Mantelzorg stijgt verder
Voor het eerst sinds de start van deze monitor is het aantal personen dat zelf of binnen het gezin een situatie in het sociaal domein heeft meegemaakt en (een vorm van) mantelzorg ontvangt groter dan de groep die dat niet ontvangt. Een op de vijf personen die een situatie meemaakte ontving intensieve mantelzorg, bijna een op de drie werd op niet-intensieve wijze geholpen door een naaste. Ook het aandeel mensen dat mantelzorg geeft neemt verder toe. Zeven op de tien mensen die in hun naaste omgeving iemand hebben met een situatie zoals uitgevraagd helpen of ondersteunen deze persoon regelmatig tot intensief.
Mensen met een verstandelijke beperking hebben het vaakst een baan
Van de mensen die aangeven dat ze een arbeidsbeperking hebben of dat een naaste een arbeidsbeperking heeft geeft het merendeel aan dat dit gaat om een lichamelijke beperking. In totaal heeft een op de vijf mensen met een arbeidsbeperking een baan. In de groep verstandelijk beperkten heeft het grootste aandeel een baan. Mensen met een lichamelijke beperking en psychische beperking hebben het minst vaak een baan.
Verantwoording
I&O Research voerde de nulmeting uit in december 2014, de éénmeting in mei 2015, de tweemeting in december 2015, de driemeting in 2016. Dit bericht heeft betrekking op de viermeting, uitgevoerd in december 2017. Het aantal deelnemers aan de nul-, één- en tweemeting bedraagt respectievelijk 9.055, 7.051 en 6.923 Nederlanders. Tijdens de viermeting namen 10.542 Nederlanders deel aan het onderzoek. Het onderzoek is uitgevoerd in het I&O Research Panel. Het I&O Research Panel is geworven op basis van aselecte personen- en huishoudensteekproeven op traditionele manier (geen zelfaanmelding). De respondenten hebben geen financiële vergoeding gehad voor hun aanmelding voor het panel. Ook voor deelname aan dit onderzoek kregen respondenten geen vergoeding.