Er bestaat geen recht op kosteloze anticonceptie. Als het zo is dat vrouwen de kosten van anticonceptie in overwegende mate dragen, heeft de Staat dat onderscheid tussen mannen en vrouwen niet veroorzaakt. Dat de Staat in het verleden anticonceptie wel heeft vergoed, betekent niet dat de Staat dat moest blijven doen.
Een aantal belangenorganisaties, waaronder Stichting Bureau Clara Wichmann, vordert in deze procedure de Staat te veroordelen anticonceptiemiddelen voor vrouwen ouder dan 18 jaar te vergoeden. In het verleden zijn anticonceptiemiddelen wisselend wel of niet opgenomen geweest in het (basis)zorgpakket. Op dit moment wordt anticonceptie niet vanuit het basispakket vergoed. Voor vrouwen tot 21 jaar geldt een uitzondering: zij krijgen anticonceptie wel vanuit het basispakket vergoed. Wel vallen voor vrouwen tussen 18 en 21 jaar de kosten van het gebruik van anticonceptie onder het verplichte eigen risico.
Clara Wichmann c.s. baseren hun vordering erop dat een ontoelaatbaar indirect onderscheid tussen mannen en vrouwen bestaat doordat vrouwen de kosten van anticonceptiemiddelen die uitsluitend door vrouwen kunnen worden gebruikt in overwegende mate dragen.
De rechtbank en het hof hebben de vordering van Clara Wichmann c.s. afgewezen. Het hof heeft onder meer geoordeeld dat op de Staat niet in algemene zin een verplichting rust om iedere situatie van ongelijkheid op te heffen. Verder heeft volgens het hof de Staat het door Clara Wichmann c.s. gestelde onderscheid niet veroorzaakt.
In cassatie voeren Clara Wichmann c.s. onder meer aan dat de omstandigheid dat de Staat in het verleden anticonceptiemiddelen wel heeft vergoed, kan meebrengen dat de Staat een verplichting heeft om anticonceptie te blijven vergoeden om indirecte discriminatie te voorkomen.
De advocaat-generaal heeft de Hoge Raad geadviseerd het cassatieberoep van Clara Wichmann c.s. te verwerpen.
Volgens de Hoge Raad geldt als uitgangspunt dat geen recht op kosteloze anticonceptie bestaat. Verder is niet bestreden dat als er een indirect onderscheid tussen mannen en vrouwen bestaat doordat vrouwen de kosten van anticonceptiemiddelen die uitsluitend door vrouwen kunnen worden gebruikt in overwegende mate voor hun rekening nemen – zoals het hof als veronderstelling heeft aangenomen – de Staat dit indirecte onderscheid niet heeft veroorzaakt. Tegen die achtergrond mocht het hof volgens de Hoge Raad oordelen dat op de Staat geen verplichting rust om deze feitelijke ongelijkheid ongedaan te maken door anticonceptiemiddelen voor vrouwen kosteloos ter beschikking te stellen.
Het feit dat de Staat in het verleden hormonale anticonceptie wel heeft vergoed, heeft naar het oordeel van de Hoge Raad niet tot gevolg dat de Staat anticonceptiemiddelen voor vrouwen kosteloos ter beschikking moet stellen. Het in het verleden door de Staat op dit punt gevoerde beleid doet geen afbreuk aan zijn huidige beleids- en beoordelingsruimte ten aanzien van de vergoeding van de kosten van anticonceptie.