Ze haalden niet de voorpagina’s, de recent gepubliceerde resultaten van het door de Algemene Rekenkamer uitgevoerde verantwoordingsonderzoek 2023 van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Toch was de informatie in paragraaf 4 (incl. sub paragraven en bijbehorende bijlage 3) wel aanleiding voor SP kamerlid Dijk om op 29 mei een motie in te dienen om het in deze paragraaf beschreven vraagstuk (nu eindelijk eens) aan te pakken.
De Rekenkamer heeft het in die vierde paragraaf dan ook over een onderwerp dat weliswaar niet tot de (minstens vier jaar) ‘bestaande onvolkomenheden’ (Algemene Rekenkamer, 2023 (3), pag. 6) wordt gerekend maar al wel langjarig een kiezel in de AR - (én VWS?) schoen blijkt te zijn. Paragraaf 4 van het AR rapport gaat nl. over de zogenoemde stapelfacturen bij de inning van de eigen bijdrage op grond van de Wlz en/of die op grond van de Wmo.
Het begrip ‘stapelfactuur’ dook al op in een uit 2016 stammend rapport van de Nationale Ombudsman over het eigen onderzoek naar de “informatieverstrekking over de eigen bijdrage involge de Wmo” (Nationale Ombudsman, 2016) (4). Uit het onderzoek kwam onder meer naar voren dat door diverse vertragingen in de administratie Wmo gebruikers regelmatig geconfronteerd werden met hoge rekeningen voor het innen van hun eigen bijdrage, simpelweg omdat die pas na verloop van tijd en intussen bij elkaar opgeteld op de deurmat terechtkwamen. Het intussen ontstane bedrag kon door velen niet in een keer worden betaald, met alle gevolgen van dien.
Er zijn door/vanuit VWS, dat in de woorden van de Rekenkamer verantwoordelijk is voor het wettelijk stelsel van de Wmo en dus ook maatregelen moet nemen als dit stelsel niet functioneert, al diverse pogingen ondernomen om de problematiek rond de stapelfacturen op te lossen. Zo werd in 2017 een internetconsultatie opgezet rond het ‘Ontwerpbesluit aanlevertermijn cliënt en zorggegevens’ die (waarschijnlijk) in 2019 uitmondde in een aanpassing van de uitvoering van de Wmo, die tot doel had om stapelfacturen te voorkomen (Stcrt 2019, 61945) (5). Maar deze aanpassing lijkt niet tot het gewenste resultaat te hebben geleid. Zo meldde de Nationale Ombudsman in 2022 dat er bij deze instantie nog steeds klachten over stapelfacturen voor de Wmo eigen bijdrage binnenkwamen.
Ook de Rekenkamer zelf kreeg bij een onderzoek naar betalingsregelingen in 2023 signalen hierover en dan vooral ook signalen dat deze stapelfacturen leidden tot betalingsproblemen bij de betrokkenen. Dit werd ook opgemerkt door de Cliëntenraad van het Centraal Administratiekantoor (CAK), dat de eigen bijdragen moet innen. De Cliëntenraad wijst er daarbij op dat de problemen kunnen leiden tot onzekerheid en dat juist bij heel kwetsbare burgers, die immers niet zelfredzaam zijn.
Daarbij komt dan ook nog dat de stapeling van te betalen eigen bijdragen niet alleen voorkomt bij gebruikers van Wmo voorzieningen maar ook, als gevolg van dezelfde vertragingen, bij gebruikers van verstrekkingen op basis van de Wlz. Ook voor de inning hiervan is het CAK verantwoordelijk. Voor die burgers die als gevolg van hun beperkingen of aandoeningen een beroep moeten doen op zowel de door de gemeente geboden Wmo voorzieningen als het via de zorgverzekeraars verstrekte Wlz aanbod kan dit dus een stapeling van stapelfacturen betekenen.
Naar aanleiding van deze signalen heeft de Rekenkamer de minister van VWS, die naast haar verantwoordelijkheid voor het wettelijk stelsel van zowel Wmo als Wlz óók een toezichtverplichting op het CAK heeft, gevraagd of zij op de hoogte is van het aantal burgers dat problemen ervaart met stapelfacturen voor eigen bijdragen voor Wmo- ondersteuning en/of Wlz- zorg.
Daarnaast is ook gevraagd of er, naar aanleiding van de signalen, ook daadwerkelijk actie is ondernemen. De antwoorden zijn, op zijn zachtst gezegd, verontrustend: het blijkt nl. dat de minister niet weet hoeveel stapelfacturen er worden uitgeschreven en (dus) ook niet hoeveel Wmo en/of Wlz cliënten deze facturen ontvangen. Ook is (dus) niet bekend hoe vaak deze cliënten een stapelfactuur ontvangen en om welke bedragen het gaat.
Dat de minister dit niet weet heeft, zo geeft de Rekenkamer aan, diverse oorzaken. Het gaat namelijk niet alleen om een ontoereikende informatievoorziening vanuit, bijv., het CAK of de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) als tweede toezichthouder van dit CAK , maar óók om de inrichting van de wetgeving en de daardoor veroorzaakte keten. Burgers met een zorgvraag moeten voor hun zorg of ondersteuning immers een beroep doen op twee verschillende wetten, met verschillende financieringsstromen en meerdere uitvoerings- en toezichtspartijen en rollen. De voorwaarden voor toegang, i.c. indicatiestelling zijn ook verschillend net als de uitvoerende partijen.
Een en ander is onder meer het gevolg van het besluit om de bij de wetswijzigingen in 2015 een deel van de voorzieningen voor zorg en ondersteuning tot taak van de gemeenten te maken en een ander deel tot dat van de zorgverzekeraars ic de zorgkantoren. Voeg daarbij dan besluiten over de toedeling van taken aan ministerie, gemeenten, CAK en NZa en het wordt duidelijk dat er rond het voorzieningenaanbod van de meest kwetsbare burgers – zij die als gevolg van beperkingen of aandoeningen níet zelfredzaam zijn en óók professionele hulp en ondersteuning nodig hebben – een ondoorgrondelijk web van verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid is opgetrokken. Met o.a. dus financiële onduidelijkheid en onzekerheid tot gevolg voor burgers die juist ook vaak op dat gebied over de minste weerbaarheid beschikken. Het hoeft niet te verwonderen dat ook deze burgers, zoals de Cliëntenraad van het CAK ook aangeeft, hun vertrouwen in de overheid en de daaraan verbonden organisaties gaandeweg is kwijtgeraakt.
Hun positie of hun rechtszekerheid waren vermoedelijk niet de aanleiding voor het instellen van staatscommissie voor de Rechtsstaat van wie het recent uitgebrachte rapport wél de volle aandacht kreeg (Staatscommissie Rechtstaat, 2024) (6). Toch zijn de adviezen die deze commissie geeft om, na de gebroken belofte van de Nederlandse rechtstaat, het vertrouwen weer te herstellen ook voor hen van belang. Voor de burgers die aanspraak kunnen en moeten maken op Wmo – en Wlz voorzieningen denk ik daarbij, naast adviezen 2 (“Versterk het rechtsstatelijk kompas binnen alle onderdelen van de overheid”) en 3 (“Geef uitvoeringsorganisaties de mogelijkheid een rode kaart te trekken”) vooral ook aan advies 6: “Geef langdurige politieke prioriteit aan vereenvoudiging van regelingen voor bestaanszekerheid”.
Er wordt op dit moment immers weer gedacht over een aanpassing van de eigen bijdrage regeling voor Wmo voorzieningen. Het abonnementstarief dat nu geldt zou moeten worden vervangen door een inkomensafhankelijke vaststelling van de te betalen bijdrage. Enerzijds komt dit tegemoet aan de ervaren rechtsongelijkheid tussen de financieel beter en minder goed gesitueerde Wmo cliënten, maar anderzijds is nu al te voorzien dat hierdoor het duurzaam vaststellen én innen van de eigen bijdragen alleen nog maar moeizamer zal gaan verlopen. De ervaringen met de eigen bijdrage berekeningen voor de eigen bijdrage voor verstrekkingen op basis van de Wlz zijn leerzaam genoeg.
Misschien wordt het tijd om toch maar weer eens naar het stelsel zelf te gaan kijken en de wetgeving rond zorg en ondersteuning overzichtelijker en eenvoudiger te maken. Het lijkt erop dat er een staatssecretariaat voor langdurige én maatschappelijke zorg (gezamenlijk) wordt ingericht. Dit zou, net als de hiervoor genoemde motie van Kamerlid Dijk, een basis kunnen bieden voor het gewenste vereenvoudigingsproces. Mits de politieke wil voor het beschermen van de meest kwetsbare burgers in Nederland er dan ook daadwerkelijk is, natuurlijk.
1. https://www.rekenkamer.nl/publicaties/rapporten/2024/05/15/resultaten-verantwoordingsonderzoek-2023-ministerie-van-volksgezondheid-welzijn-en-sport
2. https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/moties/detail?id=2024Z09305&did=2024D219470
3. https://www.rekenkamer.nl/publicaties/rapporten/2024/05/15/resultaten-verantwoordingsonderzoek-2023-ministerie-van-volksgezondheid-welzijn-en-sport
4. https://www.nationaleombudsman.nl/publicaties/onderzoeken/onderzoek-naar-informatieverstrekking-over-eigen-bijdrage-wmo
5. https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2019-61945.html
6. https://www.staatscommissierechtsstaat.nl/onderwerpen/rapport