In dit eerste artikel van de vierdelige artikelreeks 'Administratieve lastenverlichting in het sociaal domein' zoomen we in op de top 5 irritaties van gemeenten over de administratieve keten in het sociaal domein. Hierna volgt de top 5 irritaties zorgaanbieders over de administratieve keten in het sociaal domein (2), de top 5 administratieve kansen voor gemeenten (3) en de top 5 administratieve kansen voor zorgaanbieders (4).
Auteur: Marvin Hendrikse
De stijgende jeugdzorg kosten, de aanzuigende werking van het abonnementstarief en de dubbele vergrijzing zijn slechts enkele voortekenen dat de zorgkosten de komende jaren verder gaan stijgen. Voor gemeenten betekent deze zorgkosten stijging indirect dat de roep om controle groter wordt en daarmee dus ook de administratieve lasten. In dit artikel benoemen we de grootste irritaties van gemeenten als het gaat om de administratieve keten.
Gemeente kennen vaste Planning & Control-cyclus. Het doel van deze cyclus is beheersing krijgen en behouden over beleid, bedrijfsvoering en financiën van de gemeente. De ambtelijke organisatie legt hierbij verantwoording af aan de wethouder, en de wethouder op zijn of haar beurt weer aan de gemeenteraad.
Het is de afgelopen jaren veelvuldig voorgekomen dat de raden en wethouders verantwoordelijk voor het sociaal domein verrast werden door de enorme stijgende kosten van de jeugdzorg en Wmo. Stijgende kosten die vooraf niet begroot waren. Het zorgdomein is een dermate groot onderdeel van de gemeentelijke begroting, dat een niet geprognotiseerde stijging van de kosten ook direct effect heeft op de gemeentelijke begroting als geheel. Gevolg? Overal in het land honderden raadsvragen, extra ingestelde audit-commissies, talloze onderzoeken en wethouders die onder druk komen te staan.
Het feit dát de kosten in de jeugdzorg en Wmo toenemen is daarbij niet eens het primaire probleem, maar het feit dat iedereen verrast werd en vooraf onvoldoende of nagenoeg niet heeft kunnen inschatten dat de Wmo kosten, en vooral de jeugdzorgkosten, zo explosief zouden stijgen.
Een grote bron van irritatie bij gemeenten zijn de ontwikkelingen ten aanzien van de eigen bijdrage.
Sinds 2019 is er voor burgers geen inkomensafhankelijke bijdrage meer voor de zorg die zij ontvangen, maar geldt een vast ‘abonnementstarief’. Per 1 januari 2020 geldt dit ook voor algemene voorzieningen.
Dit heeft een zeer grote aanzuigende werking gehad. Ouderen die voorheen zelf een huishoudelijke hulp hadden en deze twee uurtjes per week het huis lieten schoonmaken (tegen €10 per uur en daarmee dus €80 per maand kwijt zijn aan de huishoudelijke hulp), zagen plotseling een mogelijkheid om via de Wmo deze zelfde huishoudelijke hulp te krijgen voor ‘slechts’ €19,50 per maand.
Hier is vooraf door de VNG uitvoerig op gewezen en protest tegen aangetekend, maar desondanks is deze wijziging doorgezet. Het resultaat? Een aanzienlijke stijging van de werkdruk bij gemeenten, doordat veel meer mensen een aanvraag doen voor huishoudelijke hulp. Dit staat haaks op de zelfredzaamheid die de Wmo beoogt. Deze wet beoogt juist de versterking van de zelfredzaamheid van de burgers. De beleidsvrijheid van gemeenten om burgers te kunnen bewegen zaken zelf op te pakken wordt door de invoering van het vaste abonnementstarief sterk gereduceerd.
Het leidt tot extra werkdruk bij consulenten van gemeenten en extra benodigde inzet (geld en menskracht). Bijkomend negatief neveneffect is dat het ook heeft geleid tot extra wachtlijsten. Wachtlijsten voor de afhandeling van aanvragen van mensen die Wmo zorg wel écht nodig hebben en niet in staat zijn om deze zorg zelf te regelen of te betalen.
Kortom, een ‘administratieve lastenverlichting’ die juist verkeerd uitpakt. Het ministerie van VWS is een onderzoek gestart naar de effecten van deze nieuwe wet, maar dat neemt de huidige irritaties bij gemeenten niet weg. Daarnaast is de uitkomst ook zonder uitgebreid onderzoek duidelijk.
Recentelijk is door de Commissie Toekomst zorg thuiswonende ouderen het advies uitgebracht om de huishoudelijke hulp over te hevelen van de Wmo naar de Bijzondere bijstand, zodat de huishoudelijke hulp niet onbetaalbaar wordt en daarmee niet in zijn geheel hoeft te verdwijnen.
Zo op het eerste oog voor een buitenstaander lijkt het een sympathiek voorstel. Het is echter wel zuur dat diezelfde overheid binnen de Wmo eerst de inkomenstoets en inkomensafhankelijke bijdrage er uithaalt om vervolgens te constateren dat de huishoudelijke hulp dan onbetaalbaar wordt en beter overgeheveld kan worden naar de bijzondere bijstand, waar eerst een inkomenstoets wordt uitgevoerd.
Huishoudelijke hulp is zorg en hoort vanwege zijn karakter binnen de Wmo. Niet de huishoudelijke hulp moet verplaatst worden, maar de wet moet voldoende handvatten bieden om als gemeente goed uitvoering aan te geven. En daarbij helpt de vaste eigen bijdrage niet.
De overheid heeft eind 2019 aangekondigd dat zij het jeugdzorg stelsel gaan herzien. In het kort:
De overheid gaat opleggen welke taken gemeente specifiek blijven en welke taken verplicht op regioniveau uitgevoerd worden. Dit gaat met name over de zwaardere vormen van de jeugdzorg. Ook wil de overheid veranderingen aanbrengen in de wijze waarop gemeenten en aanbieders tot contract- en tariefafspraken komen.
Het achterliggende doel van het kabinet: problemen aanpakken. Er gaat geen week voorbij dat er ergens in de krant een artikel staat van een grote zorgaanbieder die aan de rand van de (financiële) afgrond staat of failliet gaat. Het is goed dat de overheid dit wil aanpakken.
Maar het is serieus de vraag of een (nieuwe) stelselwijziging en overheidsingrijpen de oplossing is voor het probleem: de financiële perikelen bij zorgaanbieders. Laat ik dit duidelijk maken aan de hand van een voorbeeld: van vrij dichtbij heb ik de inkoopprocedure meegemaakt in de jeugdzorgregio Haaglanden. Na een intensief proces van 2 jaar, waarbij in vele overlegtafels tussen gemeenten en zorgaanbieders tarieven en condities zijn besproken, is de aanbesteding gestrand. Zorgaanbieders en gemeenten zijn niet tot een consensus gekomen.
De regio Haaglanden is verenigd en heeft deze inkooptaak belegd bij het regionale samenwerkingsverband H10 inkoopbureau, dus aan de regionale samenwerking ligt het niet. Het probleem is ook geen onwil vanuit gemeenten of zorgaanbieders. Beiden hebben zeer veel tijd gestoken in het komen tot passende contract- en tariefafspraken. Het is niet de structuur waarbinnen de gesprekken hebben plaatsgevonden of dat dit op te lokaal niveau heeft plaatsgevonden. Het werkelijke probleem is dat er simpelweg te weinig geld is, om tot een consensus te komen. De uitkomst is dan ook dat óf de gemeenten eindigen met een groot begrotingstekort, óf zorgaanbieders te weinig geld krijgen om rond te kunnen komen. Het voelt alsof papa tegen zijn twee kinderen zegt dat er maar anderhalve pizza is. Beide kinderen proberen zo goed en kwaad als het kan de anderhalve pizza te verdelen, maar het werkelijke probleem: er is een pizzapunt te weinig. Daar gaat een structuurwijziging ook niets aan veranderen.
Er zijn door de overheid een aantal belangrijke wijzigingen aangekondigd: het woonplaatsbeginsel, het CAK-berichtenverkeer via het GGK en het PGB 2.0 die een bijdrage moeten leveren aan de reductie van administratieve lasten. Het is een bron van irritatie dat de invoeringsdata van belangrijke wetten die van invloed zijn op de uitvoeringsorganisatie van gemeenten steeds opschuift.
Woonplaatsbeginsel
De ingangsdatum van de wetswijziging ten aanzien van het woonplaatsbeginsel wordt een jaar uitgesteld en gaat nu pas in per 1 januari 2021. Volgens het nieuwe woonplaatsbeginsel wordt het voor gemeenten eenvoudiger gemaakt om te bepalen welke gemeente verantwoordelijk is voor de (bekostiging van de) jeugdzorg.
Via de basisregistratie personen (BRP) zou het mogelijk gemaakt worden om te achterhalen wat het laatste woonadres is van de jongere, voordat hij naar een instelling ging. Pas ver in 2020 werd duidelijk dat deze optie niet in het BRP opgenomen werd en dat daarmee de administratieve lastenverlichting van het nieuwe woonplaatsbeginsel niet gerealiseerd kon worden. Nu wordt in een apart implementatietraject een nieuwe ‘tool’ ontwikkeld, waarmee de woonplaats van de jeugdige bepaald moet kunnen worden.
De wijze waarop en de voorwaarde waaronder zorgaanbieders en gemeenten deze tool mogen gebruiken is nog niet bekend. Het uitkristalliseren van deze voorwaarden, realisatie van deze tool, inclusief testen van bijzondere scenario’s, communicatie over en implementatie bij gemeenten en aanpassing van de administratieve processen dient dus binnen een jaar gerealiseerd te zijn. Het zal ons benieuwen….
CAK berichtenverkeer
Per 1-1-2020 zou het voor gemeenten mogelijk worden gemaakt om via het GGK burgers bij het CAK aan- en af te melden en sterke vereenvoudiging ten opzichte van de huidige wijze van aanleveren. Ondanks dat voor burgers al vanaf 1-1-2019 een abonnementstarief geldt, leveren gemeenten en zorgaanbieders tot op heden nog altijd de werkelijk geleverde uren en dagdelen aan bij het CAK. De voorgestelde nieuwe werkwijze is vooralsnog uitgesteld tot 1 april van dit jaar.
PGB 2.0
De verwachting is dat het aansluiten van de gemeenten op de nieuwe PGB 2.0 standaard met een jaar wordt uitgesteld tot en met 2021. De ervaring bij de voorloopgemeenten die nu zijn aangesloten leert dat het systeem nog steeds niet af is, en ook nog niet geschikt is om op te schalen naar alle gemeenten.
Een belangrijke irritatie bij veel gemeenten is de werking van hun administratieve ICT-systeem. De werkprocessen die gemeenten uitvoeren is complex, maar het voelt voor veel medewerkers niet alsof de ICT-systemen daadwerkelijk hun administratieve processen eenvoudiger maken. In andere sectoren zoals de logistiek, zien we ICT-systemen die waar mogelijk alle processen automatiseren. Daarnaast voert de overheid wet- en regelgeving zodanig door dat de belasting en de werkdruk voor medewerkers tot een minimum worden beperkt.
Bij gemeenten ervaren medewerkers nog niet dat de ICT-leveranciers hun systemen zó doorontwikkelen en nieuwe wet- en regelgeving zo inbouwen en verwerken, dat hun werk tot een minimum wordt beperkt. Controles zijn veelal nog niet geautomatiseerd, signalering niet volledig of op maat ingesteld, het exporteren van data naar business intelligence systemen verloopt vaak nog stroef en het koppelen van systemen is veelal een hoofdpijn dossier. Kortom, in de strijd tegen administratieve lastenverlichting is volgens gemeenten door ICT-leveranciers ook nog een wereld te winnen.
Er komt meer. In de aankomende weken publiceren we:
2. Top 5 irritaties bij zorgaanbieders over de administratieve keten in het sociaal domein
3. Top 5 kansen voor gemeenten binnen de administratieve keten in het sociaal domein
4. Top 5 kansen voor zorgaanbieders binnen de administratieve keten in het sociaal domein
Deze artikelreeks als eerste ontvangen? Meld u dan aan voor onze ochtendnieuwsbrief!